November 2023

Rupsendoder (Cordyceps)

Het is maar een klein fliebeltje, een knotsvormig dingetje van een centimeter of twee, drie hoog. Door zijn oranje kleur valt hij toch op in het groene gras. Als je weet waar je op moet letten, kom je hem af en toe tegen. Nog opmerkelijker dan zijn uiterlijk is z’n leefwijze.

Het knotsje groeit uit de ondergrondse pop van een nachtvlinder. Sporen van de schimmel zijn terechtgekomen opeen nog bovengronds rondkruipende rups. Zodra die zich onder de grond heeft verpopt, groeien de sporen uit tot schimmeldraden, die de pop langzaam maar zeker verteren. Die overleeft dat uiteraard niet; elke rupsendoder is dus een nachtvlinder minder. Het is een zeer tijdelijk bestaan: als de pop op is, is het met de schimmel gedaan. Maar dan heeft intussen de paddenstoel (het bovengrondse knotsje) zijn werk gedaan en de sporen verspreid. Die zitten in de knobbeltjes op het knotsje, in vaktaal peritheciën geheten, en worden verspreid door de wind. De kans dat er weer sporen precies op een rups van de juiste soort belanden lijkt astronomisch klein. Maar kennelijk is het toch een succesvolle strategie, want de rupsendoder is niet zeldzaam. Wereldwijd zijn er trouwens nog een paar soorten, en er bestaan ook vliegen- en spinnendoders.

Aan het mycelium van de rupsendoder wordt een geneeskrachtige en algeheel versterkende werking toegeschreven. Via internet zijn – in het schimm(el)ige alternatieve circuit – pillen en poedertjes van het spul te koop. Voor de liefhebber: zoek op Cordyceps, de Latijnse naam van rupsendoder.