Landschap

Lodewijk Crijns wandelde mee op landgoed Verwolde

Noordmidden Achterhoek 15 januari 2024

Uit de IVN aankondiging: “Verwolde staat bekend om zijn huis Verwolde en de Dikke Boom. Deze wandeling gaat over een minder bezocht deel van het landgoed, namelijk door het Oranjewoud en het daaraan grenzende bosgebied en is zo’n zes kilometer lang”.

Wanneer ik mij tegen 14 uur meld bij de IVN vlag bij de Horstweg, blijkt de groep al om half twee vertrokken, de aankomsttijd  was veranderd. Gelukkig komt bestuurslid Anita ook een half uur te laat en na enig gebel, worden we opgehaald door iemand en kunnen wij ons aansluiten bij de groep van Johanna Logtenberg, IVN natuurgids. Twee andere IVN-gidsen, Herman Hardenbol en Eveline Kamminga zijn reeds met een groepje verderop. Elk telt zo’n acht deelnemers.

We zijn gestart aan de rand van landgoed Verwolde dat zo’n 560 hectare groot is, zo vertelt Johanna, dat is twee bij drie kilometer. Dit van oorsprong lage, moerassige gebied is door inspanning van de adellijke familie Van der Borch van Verwolde uitgegroeid tot een bosrijk landgoed. Grove den en spar overheersen, deels op rabatten en met een ondergroei van berk, eik en beuk. Rabatten zijn langwerpige ophogingen die tussen greppels liggen. De sfeer is die van ongerepte natuur, waar de vele mossen en paddenstoelen doen denken aan vroeger. Als eerste zien we nu  een uitgegraven kikkerpoel. Gepoogd wordt weer stukken weiland terug te geven aan de natuur. De temperatuur is nu iets boven het vriespunt, er staat af en toe een stevig windje, maar gelukkig regent het niet, ondanks de vele bewolking.

Johanna vertelt in het kort de geschiedenis van Verwolde. Het geslacht Van Keppel verbleef er vermoedelijk al in de twaalfde eeuw. In 1738 kwam het in handen van Allard Philip van der Borch. Deze familie bewoont tot op heden het landgoed Verwolde. Wel werd in 1977 huis Verwolde eigendom van de stichting Vrienden der Gelderse Kasteelen.  Leden van de familie van de Borch wonen nu in een aantal huizen op het landgoed. In 1982 kocht het Gelders Landschap een 35 ha groot gebied, genaamd “Oranjewoud” dat we straks zullen tegen komen. Dat gebied was in 1846 nog geheel heide, met uitzondering van Conijnenkamp, dat in 1647 werd vermeld als hoger gelegen zandgrond. Het is begin deze eeuw geplagd,  waarbij o.a. de zonnedauw groeit bij een poel.

Rond 1933 was er een grote werkeloosheid  en in het kader van de werkverschaffing zijn toen enkele lager gelegen delen van het Oranjewoud als vijver uitgegraven, waarop de Freules van der Borch konden schaatsen in de winter en in de zomer konden ze er in zwemmen.

Aan de noord-oostzijde wordt het landgoed begrensd door de Dortherbeek.

De helft van het hele landgoed is tegenwoordig landbouwgrond, de andere helft bosbouw en teruggegeven aan de natuur. De boerderijen zijn, zoals op een landgoed gebruikelijk, te herkennen aan de kleuren op de luiken, hier is dat een zwart paneel met een gele zandloper erop, met een groene rand.  Er werken zo’n dertig vrijwilligers op het landgoed. De visie is om de natuur in zo’n oorspronkelijk mogelijke staat te laten en  weinig aan onderhoud te doen. Dit was de visie van Allard van der Borch, nadat een zware storm in 1972 veel schade had aangericht.

Inmiddels lopen we, na het vertellen van de geschiedenis, verder over het pad en ontmoeten de eerste paddenstoelen: de berkenzwam op een dode berk en de vliegenzwam.

Rood-witte bordjes geven aan dat hier ook een langeafstandspad loopt, mogelijk het Pieterpad.

Bij een boom is aan de onderkant de schors verdwenen: afgeschuurd door het gewei van reeën.

Van berkenhout wordt de midwinterhoorn gemaakt. We wandelen verder en wat vooral opvalt is de extreem hoge waterstand in het bos: hele stukken  staan onder water bijna tot het niveau van het pad . Op dit moment staat overigens ook de IJssel zeer hoog.  Bij een naaldboom, een Weymouth, blijven we staan en komen bij het bekende lesje over de naalden: Solo staat voor spar, duo staat voor den (met enige uitzonderingen) en legio voor larix.  Veel landbouwgrond wordt terug gegeven aan de natuur. Bij een boomstronk kunnen we onze verwondering niet verbergen: op een stronk een groot aantal verschillende paddenstoelen zoals bijvoorbeeld elfenbankjes,  zwavelkopjes, koraalzwam en geweizwam.  Iets verderop de dennenvoetzwam.

De winter is ook altijd de meest geschikte tijd om de mossen te bestuderen, zoals het bekende fraai haarmos, in de volksmond het sterretjesmos genoemd. Door het ontbreken van andere vegetatie zijn de vele mossensoorten, zoals ook het typische laddertjesmos goed te zien.

In een dode beuk zit een spechtenhol, volgens Johanna van een zwarte specht. En warempel, we zien een zwarte specht voorbij vliegen: zwart met een rode kop.

Het voordeel van bomen kijken is dat ze altijd stil blijven staan, in tegenstelling tot voorbij flitsende vogels. We bestuderen op ons gemak de Sitkaspar, een geïmporteerde boom, die het goed doet en  ook beter tegen droogte kan. De bast van de Douglasspar geeft, als je er een stukje afneemt en aan ruikt, een heerlijk frisse lucht af. De kegels van de Douglasspar worden bekeken, die hun kenmerkende haartjes hebben. De hemlockspar heeft zachte naalden.  We lopen inmiddels door bos, waarbij de grond uitsluitend uit beukenbladeren bestaat.

Een mycorrhiza is een samenlevingsvorm van schimmels en planten via de wortels.  Bijna alle planten werken ondergronds samen met schimmels. Deze absorberen bijvoorbeeld mineralen uit de bodem die ze vervolgens afstaan aan een plant of boom, in ruil daarvoor krijgen ze suikers voor hun eigen voeding. Een van de bekendste is de beuk met de rode koolzwam.  De drie V’s van schimmels/paddenstoelen, komen ter sprake: de Vijand, de parasiet, bijvoorbeeld de honingzwam en berkenzwam, De Vriend oftewel de symbiont en de opruimer, de Vuilnisman, saprofyt genoemd.

Heel mooi is als wij de Aardster zien, een paddenstoel met een mooie stervorm.  Ook de veel  voorkomende aardappelbovist wordt  gezien.

We komen inmiddels aan bij de vijvers van Oranjewoud, waarvan we eerder de geschiedenis beschreven.  Johanna neemt ons mee terug in de tijd als zij zich voorstelt hoe hier vroeger de boer op zijn paard en wagen voorbij kwam, lurkend aan zijn pijpje met alle tijd van de wereld.

Rond een eik is een prachtige heksenkring zichtbaar met zeker wel tien nevelzwammen.

We komen aan op de Moorddijk, genoemd naar de moord die hier de “heer” Zomer in 1850 op zijn schoonzus pleegde.

Zo is het wel even genoeg. Onze rustplek komt precies op tijd. Bij de Hendrikahoeve op de Dennenweg staat een camper van IVN met koffie voor ons klaar. Naast koffie is er een folder over het Liefdespad van 5 kilometer vanaf station Ruurlo.

Voor wie meer wil weten van de geschiedenis van landgoed Verwolde is er een site, zo staat op een bordje aangegeven: www. landgoedverwolde.nl

Ook in de pauze wordt met enige nostalgie gesproken over vroeger: de baronnen en hun landgoederen, de boeren, voorouders die zijn overleden. Het is een geliefd onderwerp.

We vervolgen voor het laatste deel ons pad en zien in de verte het kasteel liggen, maar gaan er niet heen. Het is te bezoeken en er worden door vrijwilligers rondleidingen gedaan.

We staan stil bij de klimop tegen een eik. Het is een geliefde plek voor  sommige insecten, die er in overwinteren kunnen. Bladeren en besjes als thee gezet zijn een oud medicijn tegen hoofdpijn.

Helemaal stil is het op het landgoed niet. De weg Laren-Markelo ligt niet ver weg en is steeds wel hoorbaar, zij het niet storend. We passeren twee poelen, die zijn aangelegd voor kikkers en kamsalamanders. We hebben inmiddels zes kilometer in drie uur tijd gelopen en met een applausje bedanken we Johanna voor deze prachtige middag.

Ontdek meer over

Deel deze pagina