Over Noord-Groningen

Noord-Groningen is het land van weidse uitzichten, statige boerderijen en lange dijken. Een gebied waar je nog rust en ruimte kan vinden.

Er zijn wierdedorpen met oude kerken maar ook uitgestrekte landerijen, meestal akkerland. En er zijn slingerende waterlopen (maren).

We hebben kilometers aan kustlijn en dijken met daarachter een uniek kwelderlandschap, grenzend aan werelderfgoed de Wadden. In de winter zie je hier vogels die je bijna nergens anders ziet; sneeuwgorzen (foto), strandleeuweriken en fraters.

Ruidhorn (Natuurmonumenten) en de Klutenplas (Groninger Landschap) zijn aangelegde natuurgebieden vlak onder de dijk. Hier kan je in de winter wintertalingen, pijlstaarten, brilduikers, nonnetjes en andere prachtige eenden aantreffen. In het voorjaar broedt hier o.a. de kluut.

Bij de borgen, landhuizen en oude boerderijen komen in het voorjaar de stinzenbloemen tevoorschijn. Denk aan sneeuwklokjes, daslook en winterakonieten. De Groningers noemen deze bloemen liefdevol ‘börgbloemkes”.


Het is de lucht achter Oethoezen
Het is t torentje van Spiek
Het is de weg van Lains noar Klooster
En deur Westpolder langs de diek

Het binnen de meulens en de moaren
Het binnen de kerken en de börgen
Het is t laand woar ik as kind
Nog niks begreep van pien of zörgen

Dat is mien laand, mien Hoogelaand

tekst van Ede Staal