Hazelaars

Hazelaars kunnen tot 6 meter hoog worden en houden van een matig voedselrijke, vochtige, vaak kalkhoudende grond. Hazelaars zijn voor de bestuiving afhankelijk van de wind. De struik kan zich verspreiden door de vruchten, die door vogels en muizen worden verspreid, en via worteluitlopers.

Blad
Het blad van hazelaars is eirond met een dubbel gezaagde bladrand en is tot 12 cm lang. Het blad heeft een spitse top. Het hazelaarblad lijkt enigszins op het blad van een Zwarte Els, echter deze boom heeft geen spitse top maar een afgeronde, stompe of iets ingesneden top.

Bloei
De hazelaar bloeit heel vroeg in het jaar, al voor de bladeren aan de struik komen. De mannelijke en de vrouwelijke bloeiwijzen staan apart en zijn erg verschillend. De vrouwelijke bloemen zijn klein en hebben felrode stempels. De mannelijke bloeiwijze bestaat uit hangende gele katjes tot zo’n 12 cm.  Na bestuiving ontstaan er harde, bruine dopvruchten: de hazelnoten.

Hazelnoten
De hazelnoten, de vruchten van de hazelaar, staan vaak met 3 noten bij elkaar in een soort bekertjes met ingesneden bladen eromheen. Onrijp is de vrucht wit, maar deze wordt bruin als ze rijp zijn. Dan vallen ze ook van de struik.
In veel hazelnoten zit een klein rond gaatje. Dit kan veroorzaakt zijn door de hazelnootboorder, een soort snuitkever die een gaatje in de hazelnoot boort en er een eitje in legt. Wanneer het eitje uitkomt heeft de larve direct voedsel ter beschikking. De larve boort zich weer door de hazelnoot naar buiten. Ook zie je vaak lege, open geknaagde hazelnoten. Dit kan het werk zijn van muizen, gaaien, spechten of eekhoorns. Ieder dier maakt andere vraatsporen.

Hazelnoten