Biologisch moment van Stannie van den Besselaar voor de IVN natuurgidsenopleiding

Natuur in de buurt: de zwartgerande tuinslak

 

In mijn stadsvoortuin en achtertuin, die ik -in tegenstelling tot de vorige bewoners- lekker ‘rommelig’ laat, ontmoet ik steeds meer beestjes en plantjes. Natuurlijk ook de slak: meer precies de zwartgerande tuinslak, oftwel Cepaea nemoralis. Een algemene huisjesslak, die wordt geboren met een kant-en-klaar minihuisje. Ze zijn hermafrodiet, zoals bij ‘trage’ dieren wel meer voorkomt. Dat heeft wel iets praktisch als je er even over nadenkt.

In mijn volkstuin vind ik vaak kapotte huisjes vlak bij elkaar: een smidse. Soms hoor ik getik en betrap ik een lijster die zo’n huisje kapotslaat op een steen om de slak te verorberen.

Maar in mijn voor- en achtertuin vind ik regelmatig lege, nog gave slakkenhuisjes.

Die leg ik bij elkaar in een glazen bakje, gewoon omdat ze mooi zijn. En na verloop van tijd zie je het: ze zijn allemaal anders! Maar waarom?

 

De huisjes van de zwartgerande tuinslak zijn heel gevarieerd. De opening van het huisje heeft bij volwassen slakken een kenmerkende zwarte rand. Jonge exemplaren hebben dat nog niet. De kleur varieert echter flink: van geel, via roze naar bruin. Het aantal spiraalbanden varieert ook: van 0 tot 5 zwarte strepen. Zijn al deze variaties te verklaren?

Er wordt al lang onderzoek gedaan naar deze slakken en men weet dat de variaties genetisch bepaald zijn. Naturalis heeft in 2017/2018, het Darwinjaar, nader onderzoek gedaan naar deze variaties samen met ‘het publiek’. Citizen science wordt dat genoemd. Er is immers een grote hoeveelheid waarnemingen nodig en daarom is zo’n onderzoek alleen mogelijk als ‘het publiek’ waarnemingen doorgeeft. Het te onderzoeken ‘object’ moet daarvoor wel geschikt zijn: veel voorkomend, makkelijk herkenbaar, ongevaarlijk, goed zichtbare verschillen hebben en makkelijk te fotograferen en een makkelijk toegankelijk verzamelplatform.

Samen met de al bestaande kennis over evolutie-genetica van deze soort, was de zwartgerande tuinslak een perfecte kandidaat voor onderzoek naar urbane evolutie. In deze tijd van klimaatverandering een heel relevant onderwerp.

 

Het idee van de onderzoekers was dat de temperatuur en de kleur van het huisje met elkaar verband zouden houden. Een lichtere kleur beschermt immers tegen de zon en tegen oververhitting en uitdroging. In warmere gebieden en in hitte-eilanden in de stad, waar het wel 6 tot 7 graden warmer kan zijn, zouden er wel eens meer gele huisjes kunnen zijn als gevolg van zogenaamde urbane evolutie. Klopt deze hypothese?

In een app heeft het publiek 8.000 foto’s van zwartgerande tuinslakken verzameld, met daarbij hun vindplaats. En inderdaad: de kleuren en spiraalbanden, die genetisch bepaald zijn, bleken per leefgebied te verschillen. In de stedelijke gebieden komen meer gele slakken voor. En als de slak spiraalstrepen heeft, zitten die meer aan de onderkant van het huisje. Temperatuur lijkt dus een effect te hebben. De natuurlijke selectie in de hitte-eilanden is in het voordeel van de gele slakken.

Bij de spiraalstrepen ligt het effect complexer. Meer strepen zorgen voor een sterkere schelp en voor meer camouflage. Dat kan een verdediging zijn tegen vijanden, zoals vogels en egels.

Maar er worden ook andere verbanden vermoed: bijvoorbeeld een verkoelende luchtstroom die tussen de zwarte strepen en de lichte delen ontstaat. Belangrijk in een steeds warmere omgeving. Urbane evolutie, die zich bij deze slak behoorlijk snel voltrekt, lijkt hier dus een verklaring te geven.

 

Geweldig leuk dat je als natuurliefhebber zo simpel een bijdrage kunt leveren aan wetenschappelijke kennis. Helaas heb ik zelf al mijn gevonden slakkenhuisjes op één hoop in een bakje gegooid. Misschien had ik anders zelf ook een verschil kunnen zien tussen de huisjes uit mijn koele voortuin op het noorden en die uit de zonnige achtertuin op het zuiden.

Deel deze pagina