Verslag wandeling Winterswijk op 17 april 2016

Wandeling langs de 250 jaar oude grens tussen Gelderland en Münsterland met KNNV en IVN.

Op zondag 17 april gingen onder leiding van Lud Overkamp, Els van Dijk en ondergetekende circa 40 belangstellenden in 3 groepen wandelen langs het voormalige ‘kommiezenpad’ vanaf grenspaal 788 tot grenspaal 786. Op de heenreis naar het vertrekpunt regende het, maar op deze mooie wandeling scheen meestentijds de zon.

Wat was de aanleiding voor het thema van deze wandeling?

Vanaf 1350, toen dit deel van de Achterhoek bij het hertogdom Gelre ging behoren, tot 1765, was de grens van Gelderland met het bisdom Münster in grote lijnen wel duidelijk maar vooral bij de woeste gronden (venen en heidevelden) niet overal precies vastgelegd of in elk geval in het veld niet duidelijk te herkennen. Om de steeds weer oplaaiende twisten over weidegrond of turfsteken te beslechten werd in 1765 de Conventie van Burlo gesloten, waarbij de grens werd vastgelegd. In 1766 werd deze grens in het veld zichtbaar door de plaatsing van fraai bewerkte grensstenen uitgevoerd in zandsteen. Dat is dus dit jaar 250 jaar geleden en dat wordt door historische verenigingen aan beide zijden van de grens aangegrepen als aanleiding voor herdenkingen in de vorm van wandelingen, exposities en een brochure. Omdat ook het IVN cultuurhistorie van het landschap graag onder de aandacht van geïnteresseerden brengt, wandelen wij ook eens langs de grens.

We gaan eerst naar grenspaal 788, de z.g. St. Vitus-steen. Deze  fraaie steen draagt aan de voorkant het wapen van Gelre en aan de achterkant het wapen van Münster en erop gebeiteld is:

‘Renovatum 1753’ met daaronder ‘nr. 79’. Dat is al gelijk flink verwarrend!

Op deze plaats stond reeds eeuwen daarvoor een houten grenspaal, St Viti-Paol genoemd, en eerder was op dit vaststaand punt van de grens al een steen geplaatst die als voorbeeld voor de stenen van 1766 kon dienen. De nummering van deze stenen begon in Rekken en liep naar het zuiden af, dat gaf hier het oude nummer 79. In 1847 werden nieuwe hardstenen grenspalen in de vorm van obelisken geplaatst om de hele grens tussen het koninkrijk der Nederlanden en het koninkrijk Pruisen uniform af te bakenen. Dit zijn de z.g. Bismarck-stenen, waarvan de nummering begint in Schengen in het zuiden van Luxemburg en vervolgens oplopend naar het noorden; hier is zo nummer 788 bereikt (staat op de zandsteen met een metalen plaatje aan de zijkant).

Lud geeft ons allen eerst duidelijke historische informatie en dan gaan we in groepen op pad.

We lopen eerst op Duitse zijde door het bos. De grens lijkt duidelijk gemarkeerd door een aarden wal met regelmatig eiken of zelfs beuken erop aangeplant. De kruidlaag is nog dor, alleen de bosbessen vertonen een groen waas. Elders zijn ook plekken vossenbes, maar die zijn altijd groen.

De struiklaag van het bos is al helemaal lente. Vroege lente weliswaar, want de blaadjes zijn nog pril, maar dat vage waas van groen is juist mooi. Heel veel kleine berken, sporkehout, Amerikaanse vogelkers en lijsterbes vormen hier de ondergroei van voornamelijk grove dennen. Daar staan ook zaailingen van, maar we zien ook een ander soort dennen zaailingen met 4 naalden per aanhechting en zachtere naalden. Die zijn van de Weymouth-den, die ooit uit Noord-Amerika is geïmporteerd en hier blijkbaar zelfstandig verder kan.

Dan houdt in Duitsland het bos op en gaan we over een greppel naar de Nederlandse kant. Daar loopt het pad weer door de rand van een bos, terwijl aan de Duitse kant een weinig appetijtelijk agrarisch gebied ons gaat vergezellen. De boerderijen zijn van de jaren 50. Waarschijnlijk zijn dat ontginningen van na de 2e Wereldoorlog, toen immers zoveel vluchtelingen uit het Oosten aankwamen en zoveel monden gevuld moesten worden.

Ook aan Nederlandse kant verschijnt na enige tijd het ontginningenlandschap, maar dat stamt uit de jaren 30 en heeft aantrekkelijke kanten, omdat hier al een heel oude kamp ligt, die op de kadasterkaart van 1832 al door een hakhoutsingel omgeven te zien is, die dan nog door eindeloos veel hei is omgeven. Vervolgens komt er weer een bos, waar we een stukje inlopen om met een boog via een heide-restant met een ven weer op het grenspad terug te komen. Af en toe zien we nog zo’n mooie zandstenen grensmarkering.

Dit heideveldje is nog één van de schaarse restanten van de grote vlakten van heide en moeras die vroeger vanaf het oude-hoeve-landschap bij de Ratumse beek tot bij Vreden zich uitstrekten. En het zou ook al bos geworden zijn als niet dankzij de inzet van vrijwilligers (hier de KNNV natuurwerkgroep) de jonge bomen steeds weer verwijderd zouden worden. Bij het ven staat de gagel uitbundig in bloei. We horen fitis en boompieper o.a..

Na een tijdje komen we bij grenspaal 786, een Bismarck-steen. We zijn aangekomen bij de plaats waar de Vitiverter Bach Nederland binnenstroomt en vanaf daar de Ratumse beek is. We verlaten de grens en volgen de beek en lopen door een bijzonder mooi stukje Winterswijks landschap. De kruidlaag is opeens zeer belangwekkend geworden. Bosanemonen en klaverzuring bloeien volop en kleuren grote vlakken wit. Daartussen en ernaast plekken met iets wat op fris graan lijkt, maar waar witte kelkjes in verschijnen: grootbloemige muur. Dat wordt volgende week nog een zee van wit.

Natuurlijk gaan we langs de beek ook de slanke sleutelbloem met zijn tere citroengeel ontwaren, maar hier zijn dat toch kleine groepjes. Maar dan is er een zeldzaamheid in groengeel: verspreidbladig goudveil, enkele plekken vlak langs de beek. Verder komen dan nog de bosviooltjes en gele dovenetel in flinke  aantallen voor. Kleine weilandjes omzoomd door bos zien we aan beide kanten van het smalle beekbos waar we doorheen wandelen. Je wordt hier duizelig van de lente en het enthousiasme van de wandelaars is groot.

In het Tenkinkbos maakt de beek een scherpe wending. We slaan even 50 meter een zijpad in en daar staan Linie en haar man ons al op te wachten met koffie en thee. We zijn al ruim anderhalf uur onderweg en zijn er helemaal aan toe. Dit is toch maar een mooie verzorging van de IVN publiekswandelingen!

Na koek en zopie lopen we weer verder langs de Ratumse beek die hier aan twee kanten hoge oevers heeft, in de steile zandkanten holten die duiden op broedende ijsvogels. Maar we zien die niet. Er zijn nu veel minder bloemen, het bos is ruig met verspreide hoge bomen.  Duidelijk andere bodem. Men zegt wel dat de Ratumse beek in de Middeleeuwen door dergelijke ruggen gegraven is om het water beter af te voeren. Dat het wel lang geleden is, ziet men goed aan de grote meanders die het beekdal intussen vertoont. Jan Stronks wijst ons nog op een bijzonder soort bomen dat hier en elders in de Winterswijkse beekdalen te vinden is: de fladderiep. Hij kenmerkt zich door plankwortels en een kurkachtige bast; we kijken omhoog en zien hem bloeien. De hauwtjes met 1 zaadje erin hebben een geveerd randje, onderscheidend kenmerk t.o.v. de gewone iep.

Na een klein stuk harde weg gaan we langs het maaipad van een watergang naar een weinig belopen bospad tussen Nieuwenhuis Erve en Mentinks Erve, resp. De Vreeën. Maar zo kent niemand het meer, ik loop met mijn gedachten in het land van 150 jaar geleden. We hebben hier een mooi rustig besluit van de rondwandeling gevonden. Via de Sellinkweg, ook al zo’n fraai zandpad met fietspad ernaast, keren we terug bij ons startpunt. We zijn dan drie-en-een-half uur onderweg geweest. De wandelaars bedanken de gidsen ruimhartig.

Ton Reerink