Een beek kronkelt door een herfstbos met bruine en gele bladeren. Landschap

Verslag thema-avond:
Waterlopen in het Winterswijkse landschap

Oost Achterhoek 11 december 2024

 

Verslag thema bijeenkomst “Sporen van eeuwenlang sleutelen aan waterlopen in het Winterswijks landschap”
in Zonnebrinkkerk in Winterswijk
op 11 december 2024

Door: Judith Kuppens
Woensdagavond 11 december jongstleden kwam Lud Overkamp ons vertellen over de waterlopen in het Winterswijks landschap. Lud heeft als historicus in de loop der jaren heel wat kennis verzameld over dit gebied en arti kelen en boeken gepubliceerd over het cultuurlandschap van Winterswijk en kon ons met veel mooie foto’s uit de omgeving vertellen over de waterlopen in Winterswijk.

Winterswijk ligt op het Oost-Nederlandse plateau, dat is een hoogte dat zich uitstrekt van Haaksbergen naar het zuiden en zich voortzet in Duitsland. Voor tweederde deel bestaat het uit een hoog liggend plateau, wat sterk is beïnvloed door bewegingen van de aardkorst. Voor één derde deel bestaat het uit lager gelegen gebied. De ondergrond bestaat uit miljoenen jaren oude zeekleien en oudere gesteenten die hier bijna aan de oppervlakte komen. Delen van de plateaus worden afgedekt door een laag gletsjerleem, keizand en grotere en kleinere zwerfstenen. (Deze zijn in de voorlaatste ijstijd door gletsjerijs vanuit Zweden en Finland meegenomen en achtergelaten.) Onder het gletsjerijs zijn twee diepe smeltwaterstromen uit de Saale ijstijd ontstaan, tot wel 100 meter diep. Er is nog steeds een diepe grondwaterstroom in deze geulen. Deze diepe, later grotendeels opgevulde geulen vormen nu de lage delen van Winterswijk en zijn duidelijk zichtbaar in het huidige landschap. Het laagste punt ligt in het Grote Goor, bij Bredevoort.

Waar keileem en onderliggende klei de ondergrond vormt, bestaat geen grote waterbergingscapaciteit. En dat is vooral het geval op de hoger gelegen gebieden in en rond Winterswijk. Deze gebieden op het Oost-Nederlands plateau liggen al miljoenen jaren hoger dan de omgeving in het westen en het noorden. Het kan dan ook niet anders dat er al heel lang een afwateringssysteem is, dat loopt naar westen en noorden. De moerassen en venen zijn later ontstaan, na de ijstijden, toen regen- en smeltwater deels op het land bleef staan.
Door de gebrekkige waterafvoer ontstonden overal in het landschap drassige vlakten en ondiepe meren, broekbossen en veen. Ook deze moerassen werkten weer remmend op de waterafvoer. Winterswijk is van oudsher omgeven geweest door venen.

Overtollig water, wat niet wegzakte in de bodem, door de slecht doorlatende keileemlagen die ondiep aanwezig waren, bleek een steeds terugkerend probleem in deze streek. In de eerste 1000 jaar van onze jaartelling bestond Winterswijk uit kleine boerenbuurtschappen.
De keileemgronden en tertiaire klei waren redelijk vruchtbaar, maar te nat en te stug om te ontginnen. Al voor het jaar 1000 werd daarom geprobeerd om deze vruchtbare bodems te ontwateren. Dit deed men door greppels te graven, in de natuurlijke hellingen in het landschap. Water werd naar lager gelegen terreinen geleid. Later werden verbindingen gegraven naar nog lager gelegen terreinen. Zo ontstonden de essen (enkeerdgronden) waar akkerbouw plaatsvond, omgeven met wallen, bossen, singels of begroeide randen. De essen werden door een potstalsysteem opgehoogd.

Het stelsel van Winterswijkse beken, zoals de Vennevertlose Beek, de Ratumse Beek en de Willinkbeek monden allen uit in de Groenlose of in de Aaltense Slinge. Het zijn geen natuurlijke beken. Ze maken deel uit van een doordacht aangelegd afwateringssysteem om Ratum en Henxel te ontwateren. Ze zijn aan het einde van de Middeleeuwen gerealiseerd. In de Middeleeuwen lagen de akkertjes op de zandruggen, die droge ‘enclaves’ vormden in het natte omringende land. In de tweede helft van de middeleeuwen nam de bevolkingsdichtheid toe in Winterswijk en er ontstond grotere behoefte aan landbouwpercelen. De grote en droge dekzandgebieden waren allemaal al in gebruik en men week uit naar de dekzandkopjes in de nattere gebieden. Door ontbossing werd wateroverlast nog groter in de natte gebieden. Om de afwatering te verbeteren werden greppels gegraven en verbonden met droogdalen en bestaande beken. De waterafvoer werd verbeterd door aanpassingen aan de beeklopen. Een aantal beken is zelfs over lengtes van kilometers verlegd of verlengd, zoals bij de Ratumse beek en Willinkbeek het geval lijkt te zijn. Delen zijn dus door mensenhanden gegraven. Men denkt dat dit eeuwen geleden al is gebeurd, vanaf halverwege de middeleeuwen tot de eerste helft van de 19e eeuw. Grote delen van de huidige beken zijn nu natuurlijk uitziende, diep ingeslepen, meanderende beken, die van landschappelijk- en cultuurhistorisch belang zijn. Een aantal van de beken wordt beschouwd als het ‘oertype bosbeek ‘. In de beddingen en wanden van een aantal beken komen tertiaire en mesozoïsche lagen voor, wat de beken extra bijzonder maakt.

Het Winterswijkse bekenstelsel wordt gekenmerkt door twee grotere beken: de Bovenslinge die stroomafwaarts gaat in de Aaltensche Slinge en de Groenlosche Slinge. In deze beken monden kleinere beken uit, die net als de twee grotere beken worden gevoed door voornamelijk regenwater, ondiep grondwater en wat kwelwater. Ingrepen door de mens, die volgens oude landkaarten al vóór 1630 plaatsvonden, vermoedelijk om het dorp Winterswijk voor overstromingen te behoeden en om watermolens aan te drijven, hebben ertoe geleid dat de Boven Slinge zijn weg door de Bekendelle heeft gezocht en daar aansluiting vond met de Limbeek.

Gedurende de twintigste eeuw zijn veel beken rechtgetrokken. Daarvoor gebeurde dat nog niet in Winterswijk, maar vanaf de jaren ’90 zag men steeds meer en meer het belang in van het natuurlijke meanderende karakter van de beken, zowel om water langer in het gebied te kunnen vasthouden en zo verdroging tegen te gaan, als voor natuurherstel. In enkele gevallen werden oude meanders hersteld en stuwen geplaatst in de vorm van een vistrap .

Stroomgebied Vennevertlose Beek

Vennevertloo is een oude enclave in de enorme heide die zich uitstrekte tot bij Vreden (Duitsland). Van daaruit stroomde water, deels uit Duitsland waar kalkrijke lagen dicht aan de oppervlakte liggen, geleid door een ingenieus systeem van beken over verschillende graslanden volgens het vloeiweide systeem.

Wat is een vloeiweidensysteem?
Het was hard werken voor de boeren: alleen met mest kon je wat verbouwen op het land. Maar daar was vaak niet genoeg van. Vandaar dat men soms ging werken met vloeiweiden, daar, waar de lokale situatie en de kwaliteit van het water er geschikt voor was. Een vloeiweide is een grasland dat periodiek bevloeid wordt met mineraalrijk water uit beken of kanalen. Het vloeisysteem zorgde niet alleen voor ‘bemesting ’ met mineralen, om zo de productie van gras en hooi te verhogen. Doordat het water ’s winters op de velden stond, bevroor de graszode ook minder snel, waardoor het groeiseizoen verlengd werd. Ook verdronken de engerlingen en emelten die de wortels aantastten. Het kalkrijke slib wat bezonk, was goed voor de groei van het gras. Vanuit de Vennevertlose Beek werd het water over de weiden geleid. Met een stelsel van slootjes om water ‘op te leiden’ naar de meest geschikte plek het water over zoveel mogelijk weide te laten vloeien (en vervolgens weer af te voeren), in combinatie met lage dammetjes en een gering hoogteverschil, werd voortdurend vers water over de weide geleid, zonder dat het (te) lang stil bleef staan.

Tegenwoordig worden samen met Waterschap Rijn en IJssel in de Vennevertlose Beek takken, stammen en stobben uit het omliggende bos aangebracht. Deze natuurlijke dammetjes houden zand vast, dat door de stroming wordt meegevoerd. De Vennevertlose Beek is een bovenloop van de Beurzerbeek (die weer uitkomt in de Groenlose Slinge). De Beurzerbeek is het afgelopen jaar door het Waterschap van Rijn en IJssel ‘heringericht’. Zo is het bodemprofiel verhoogd en de bedding verbreed. Ook zijn op verschillende plekken takken, stammen en stobben in de beek aangebracht. Deze obstakels stimuleren dat de waterstroom er omheen gaat ‘slingeren’, waardoor de ene oeverkant kan gaan uitslijten, terwijl aan de andere kant zand wordt afgezet. Naar verwachting zal de beek zo op termijn weer op een natuurlijke manier gaan meanderen.

Tot slot laat Lud nog een aantal foto’s zien van waterbeheer projecten in en om Winterswijk.
Het was weer een interessante Waterrijke en Winterswijkse avond!

 
 

 

Ontdek meer over

Deel deze pagina