Gekrijs in het donker: de bosuil

Bosuil (c) Joe Pell22 december 2014
Twee keer is het me overkomen deze herfst. Ik fiets in het donker door Amsterdam en dan opeens hoor ik een schrille krijs: kewIECK! Kippenvel krijg ik er van, zeker in een donker Vondelpark of aan de rand van het Amsterdamse Bos. Het is een alarmroep. De zang klinkt mysterieuzer en klaaglijker dan de roep: HOEOEuh…hoe’hoe’hoe’HOEOEuh. Heel verschillende geluiden, maar bij beide weet ik in een miljoenste seconde wie dat geluid maakt: één van mijn favorieten, de bosuil. Onmiddellijk stap ik van mijn fiets, pak mijn Iphone en probeer een opname van het gekrijs of gezang te maken. Dat doe ik omdat ik bewijs voor mijn waarneming wil: een bosuil horen of zien in de stad is bijzonder. Toch zijn ze er, en: ze brengen er zelfs kuikens groot.

Duttende bosuil in boomholte (c) CaisareEen bosuil is best fors: veertig centimeter lang en met zijn vleugels wijd bijna een meter breed. Daarbij is hij ook nog plomp gebouwd en heeft een robuuste kogelronde kop met grote zwarte kijkers, omvat door een brede verenkrans. Alles aan deze uil is groot. Niettemin moet je enorm je best doen er één te zien. Hoe komt dat, vraag je je af. Overdag, als hij zijn dutje doet, trekt hij zich terug in de spelonken van een grote oude boom. Waar takken afbreken of gesnoeid worden ontstaan vaak holtes waar precies een uil inpast, met een beetje geluk zelfs in de zon. Verstoppen, daar is hij meester in, daarom zie je hem niet. Maar, zijn lawaaierigheid in de paartijd compenseert daar ruimschoots voor. En dat is nu, hartje winter: HOEOEuh…hoe’hoe’hoe’HOEOEuh.

Bosuil in nestkast (c) R. de Keijzer Een bosuil is een ware stoïcijn. Territoriumafbakening en geflirt begint weliswaar vroeg in de herfst, maar na een korte pauze vindt de werkelijke paartijd midwinter plaats. Ondanks dat bosuilen een huwelijk voor het leven sluiten maakt de man elk jaar zijn vrouw het hof met gezang, imposante vliegdemonstraties en voedsel. Na de paring (ergens tussen begin januari en begin maart) legt zij twee à vier eieren in een nesthol in een oude boom. Tenminste, als zo’n hol voorhanden is. Vaak is dat niet zo. De bomen zijn te jong en hebben nog geen grote holtes. Daarom hangen er in het Amsterdamse Bos twintig uilenkasten en her en der in de parken ook nog wat. Dankbaar wordt er gebruik van gemaakt. Het vrouwtje broedt, de man zorgt voor eten: muizen, kleine vogels en soms zelfs konijnen of duiven.

Jonge Bosuilen (c) Els Kooij Na vier weken broeden, kruipen de jonge bosuilen uit hun ei. In het begin zie je ze niet: ze wonen veilig diep in een holle boom of nestkast. Na een maand (vanaf begin maart) gaan ze aan de wandel. Vliegen kunnen ze dan nog niet, klauteren des te beter: behendig klimmen ze van tak naar tak. Takkelingen noem je ze dan ook. Soms belandt er één op de grond of een andere goed zichtbare plaats. Dit is dus bij uitstek de tijd om een bosuil te zíén. Zo’n uilskuiken lijkt een beetje verloren, maar is dat niet: zijn ouders zorgen prima voor hem. Ze hebben onze hulp beslist niet nodig. Elk jaar is er wel ergens in de stad een opzienbarend nest. Soms in het Vondelpark, soms in het Amstelpark of op de Kalfjeslaan en ook weleens in het Beatrix- of Flevopark. Maar zo ver is het nu nog niet. Eerst in de schemer of nacht op zoek naar het mysterieuze gezang.

Marisa Stoffers

Luister hier de alarmroep en de zang van de bosuil. En hier de bedelroep van de jongen.

Foto’s
Alinea 1: Bosuil, Joe Pell, CC, Wikimedia
Alinea 2: Duttende bosuil in boomholte, Caisare, CC, Wikimedia
Alinea 3: Bosuil in nestkast, R. de Keijzer
Alinea 4: Jonge Bosuilen, Els Kooij

Naar Overzicht blogs van Marisa Stoffers