Landschap
Verslag – Wandeling Rondje Exel/Ampsen
Auteur en Fotografie │ Lodewijk Crijns
In de aankondiging voor deze middag kunnen we lezen, dat het jaarthema van het IVN deze keer “bodem en landschap” is. Landschappen met elkaar vergelijken, bijvoorbeeld een boslandschap met een duinlandschap laat meteen de karakteristieken van elk van beide zien. Onze vier gidsen staan op 14 september al klaar op deze zonnige zondagmiddag in Exel bij het terrein van Elweco aan de Exelseweg. Dat zijn Homme Siebenga, Alie Arfman, Tina Heideweller-Hiddema en Tim van Alen. De IVN-vlag wappert in de wind. Een mooie, zonnige herfstdag met een aangename temperatuur van zo’n twintig graden.
Wanneer tegen twee uur zo’n vijfentwintig deelnemers aanwezig zijn, houdt Alie Arfman een korte inleiding. Ze vertelt dat Exel ontstaan is uit de vroegere Marken, een samenwerking van boeren in vroegere tijden. Zo was ook Ampsen een Mark. Bij het kijken naar een landschap kunnen we op verschillende manieren kijken, namelijk:
- naar de geschiedenis van het gebied,
- naar het seizoen,
- van bovenaf,
- kijken zoals de omgeving op een landkaart wordt gezien,
- en de lagen van de begroeiing van het landschap verticaal bekeken: gras, struiken enzovoort.
We splitsen ons vervolgens in drie groepen. Ik sluit mij aan bij de groep van Alie samen met zes anderen. Onze gids begint te vertellen: ”Hoewel hier nooit een molen heeft gestaan, heet het toch de “Exelse molen”. Wel staat er een Mulle, een silo, waar graan overslag plaats vond. Deze staat er nog steeds. De heer Schouten was de “baas” op de silo, maar is na oorlog een feestzaal begonnen, omdat er vraag was naar ruimtes voor boerenbruiloften.
Vroeger was Exel een moerasachtig gebied met natte heide. Boeren lieten er schapen lopen, niet voor het vlees of de wol, maar voor de mest, zodat het gebied vruchtbaar gemaakt kon worden voor landbouw. Na de oorlog kwam er een hotel: de Exelse Molen, dat nu niet meer bestaat. Er heeft nog even een Chinees in gezeten, maar die is ter ziele, vanwege te weinig klandizie.

We gaan op pad en lopen het bos in. Het gebied is vruchtbaar, omdat het ligt in het Berkelstroomgebied, zoals Alie op een plattegrond laat zien. Een geelrood plaatje op een paaltje geeft aan dat hier ook een NIVON-pad loopt. De eerste boom die we bekijken, is een Douglasspar, herkenbaar aan zijn stam en dennenappels met kleine uitsteeksels. De boom voelt warm aan in tegenstelling tot de er naast staande beuk, die koud aanvoelt. Even verderop determineren we een Thuja. Bij de dwarsliggerzwam vertelt onze gids over de drie soorten paddenstoelen: de drie V’s. De vijanden (de parasieten), de vrienden die een symbiose vormen met bijvoorbeeld een boom en de vuilnismannen (de opruimers).
We wandelen verder in een heerlijk zonnetje. In de destijds natte heide zijn rabatten gegraven, waardoor het water weg kon vloeien en er bomen werden gepland voor de opbrengst van het hout. Alie vertelt over de muggenlarven, die zich zullen verpoppen tot muggen. Ze leggen hun eitjes in stilstaand water, bijvoorbeeld in plassen. Bij vochtig weer zijn er meer muggen. Naast steekmuggen die aan wateroppervlak drijven, zijn er ook de dansmuggen die in water leven. Ze worden gegeten door stekelbaarsjes en kikkers. De larven voeden zich met de wortels van waterplanten.
Bij een vijfsprong gaan we rechtsaf en komen in een gemengd bos. Even verderop rechts een groot veld met Engels raaigras, waar ’s avonds vaak reeën kunnen worden gezien. De dikke eikels op de grond, het is herfst, zijn afkomstig van de Nederlandse zomereik. Deze werden vroeger gebruikt op landgoed Ampsen om eikenbomen van te kweken. Eens in de zoveel jaar is er een mastjaar, wat wil zeggen dat er dat jaar veel meer eikels zijn dan in andere jaren.
De tijd van de mossen breekt weer aan: we zien fraai haarmos, vaak verkeerd sterretjesmos genoemd en laddermos. Mossen zijn belangrijk, omdat ze vocht kunnen vasthouden en vanwege de fotosynthese in de winter. Omdat naaldbomen het hele jaar groen blijven, gebruiken ze meer water dan loofbomen. Op de Veluwe is dan ook het plan om naaldbossen te kappen om uitdroging van het gebied tegen te gaan en te vervangen door loofbossen.
Na een tamme kastanje te zijn gepasseerd vertelt onze gids iets over landgoed Ampsen: “Het kasteel is al zeer oud. De eerste eigenaren waren Wouter van Ampsen en Hendrik van Ampsen. Het kasteel ging van vader op zoon of dochter. In de tweede wereldoorlog was het in handen van de Duitsers, die er een hospitaal van hadden gemaakt. Doordat er een rode kruisvlag wapperde, is het bespaard gebleven voor bombardementen. De eigenaar was de familie Nagel, inmiddels is dat de familie Van de Weede. Een tante van baron Van de Weede, negentig jaar oud, woont nog op het kasteel. Drie zonen hebben van het landgoed een stichting gemaakt, zodat de toekomst veilig is gesteld.”

Als aankondiging van het paddenstoelenseizoen zien we al enkele aardappelbovisten. We slaan links een zandpad in met veel braam en grove dennen aan weerszijden. Bij een beuk – ook wel de nuftige dame genoemd, omdat zij niets onder zich dult – vertelt Alie dat hij al zo laag takken heeft om zichzelf te beschermen tegen uitdroging en verbranden. De zaailingen eronder zijn nog met “moeder” verbonden met hulp van de rode koolzwam. We lopen richting kasteel en bekijken een V1 plaats uit de oorlog. Van hier af werden V1’s afgeschoten vanaf een lanceerplaats.
De stemming is inmiddels vrolijk en er wordt veel gelachen. Vroeger was dit het domein van de “hoge heren”, jagers: fazanten, hazen, patrijzen en korhoenders waren er nog volop. Een vlinder, een witje, vliegt voorbij als we de Exelseweg oplopen. Een grote zwam, de dennenvoetzwam, blijkt een nare zwam: een parasiet die de grove dennen aantast. Bomen, zoals grove dennen communiceren onderling door de draden van paddenstoelen en via kleine wortels. Een afgezet rustgebied, de Kolk, laten we links liggen en komen uit bij een sloot. De wanden ervan zijn belangrijk voor kleine insecten, zoals vlinders en bijen. Ook muizen voelen zich er thuis. We zien de rode en witte klaver, de heggenrank, de vlasbek en de boterbloem in bloei staan. Alie wijst nog op hulst: de onderste bladeren hebben veel meer stekels dan bovenste, waarmee zij zich beschermen tegen het opgegeten worden.
Inmiddels loopt het tegen vieren en bereiken we, na vier kilometer te hebben gewandeld, de koffietafel, voor een welverdiend kopje koffie. Met dank weer voor deze mooie middag aan onze vier gidsen, keert ieder tevreden huiswaarts.
