Vleermuizen
Verslag – Vleermuizenexcursie
AUTEUR LODEWIJK CRIJNS │ FOTOGRAFIE ALIE ARFMAN
Het is nog vroeg in de avond op 29 augustus en nog licht als we ons met vijfentwintig mensen verzamelen op het terras van Camping Groot Besselink, gelegen aan de Berkel, in Almen. Vanavond gaat het over vleermuizen. We zullen proberen ze te gaan zien. Na koffie en cake, introduceert Alie Arfman Jan Pieter Posthuma van de Vleermuizenwerkgroep Gelderland. Hij werkt bij een ecologisch onderzoeksbureau. Alie vertelt iets over de plek waar we zijn: al 3700 jaar voor Christus stond hier een boerderij. Later was het een jachthuis voor de ‘hoge’ heren om te kunnen jagen. Nu is het een aangename camping voor rustzoekers.

De inleiding
Jan Pieter vertelt over de vleermuis: het enige zoogdier dat kan vliegen. Waar de handen zitten, daar zitten de vleugels tussen. Ze eten vooral insecten, zoals meikevers en nachtvlinders, geen fruit. Ze sporen de insecten op door echolocatie. Door een hoogfrequent geluid uit te stoten, dat terugkaatst op het insect, weten ze waar deze is. Ze kunnen ook wel zien. Ze doen dit ’s avonds, omdat overdag te gevaarlijk is door de aanwezigheid van roofvogels. In Nederland zijn negentien soorten vleermuizen; wereldwijd wel zo’n 1200 soorten. Als je willekeurig een vleermuis waarneemt, is dit vrijwel altijd een gewone dwergvleermuis. Daarnaast zijn de nog verder meest voorkomende vier soorten: de watervleermuis, die over het water vliegt, de rosse vleermuis, de laatvlieger, die inderdaad ’s avonds een half uur later dan de dwergvleermuis op pad gaat en de grootoorvleermuis, met grote oren.
Vleermuizen houden in winterverblijven een winterslaap. In gebouwen, holen, bomen. Ze paren in het najaar, waarna pas in het voorjaar het vrouwtje zwanger wordt van het opgeslagen zaad. Zij verblijft dan in de kraamkamer. Ze baart één nakomeling. Na twee maanden zogen zijn de jongen zelfstandig. Door te goede isolatie van gebouwen, is het aantal mogelijkheden om te verblijven verminderd. Vaak worden nu vleermuizenkasten opgehangen.
Tegen de schemering gaan de vleermuizen vanuit hun verblijfplaats op zoek naar voedsel verderop, soms een paar honderd meter, soms wel twintig kilometer. Een enkele keer krijgen vleermuizen een radiozendertje om hen te kunnen volgen. Ze worden niet geringd.
De excursie
Na deze inleiding gaan we, het begint nu te schemeren, om half negen op pad. Vier mensen hebben een vleermuizendetector bij zich. Voor het menselijk oor niet hoorbaar, wordt hiermee het geluid van de vleermuis opgevangen. Elke vleermuissoort heeft zijn eigen frequentie, bijvoorbeeld de dwergvleermuis 45 kHz, de watervleermuis 30kHz. Inmiddels vliegen er wel een aantal ganzen over, maar nog geen vleermuizen. We bekijken een vleermuizenkast, waar enkele vleermuizen in hangen. Ze geven geen signaal af als ze niet vliegen. Het weer begint inmiddels te verslechteren. Flinke rukwinden en de eerste regendruppels. Toch nemen we, inmiddels aangekomen bij een bomenlaantje, op de detector dwergvleermuizen waar en zien er ook één of enkele vliegen. De detector geeft ook aan dat er een laatvlieger is, maar we zien hem niet. We lopen, inmiddels wel in de regen, naar de Berkel. Wie weet zullen we daar een watervleermuis zien. Maar helaas, de regen zorgt ervoor dat de vleermuizen niet uitvliegen.
De leerzame avond wordt door Alie afgesloten bij de stuw van de Berkel met een envelop voor Jan Pieter en een applaus van ons allen.
