Landschap
Lodewijk Crijns wandelde mee rondom Bronsbergen
Zo’n vijfentwintig mensen hebben zich verzameld op deze zondagmiddag 11 februari 2024 bij de kruising Vordensebinnenweg/Galgengoorweg voorbij Vorden. De IVN vlag wappert in de wind. Wybren Jouwsma, een forse stevige Fries, is vandaag onze gids samen met drie andere gidsen. Van te voren heb ik Wybren de precieze locatie per mail gevraagd, want reeds twee keer liep ik een wandeling mis, doordat ik het startpunt niet kon vinden. En de naam Bronsbergen is mij veel bekender als locatie in Zutphen. Maar nu is alles goed gekomen. Er blijken meer Bronsbergen te bestaan, zoals deze bij Vorden.

In het programmaboekje stond aangekondigd: We wandelen door een uniek historisch gebied. Enerzijds een voormalig veengebied, waarin kasteel de Wildenborch van de familie Staring ligt, anderzijds lopen we over de stuifduinen van de Bronsbergen uit de laatste ijstijd. Hier ligt een klein heidegebied met zeer oude jeneverbesstruiken.
Het is een echte winterse zondagmiddag: een koude wind. Hoewel het tien graden is, voelt het koud aan en het is zeer bewolkt. Gelukkig regent het niet. Om ons heen akkers en weilanden.
Ineke Rood, onze voorzitster houdt een korte toespraak. Dat de IVN NMA inmiddels 250 leden heeft. Ook wijst zij, voor mensen die geen lid zijn, nog op de website van IVN om die eens te bekijken.

We worden in vier groepen verdeeld en mijn vrouw en ik kiezen voor de groep van Wybren. We gaan met zo’n tien personen op pad. Onze gids blijkt hier al veertig jaar vlakbij te wonen en de streek op zijn duimpje te kennen. We gaan op pad en Wybren begint te vertellen over de historie van dit gebied. Hier loopt eigenlijk de oude weg van Lochem naar Vorden. Tot ongeveer 1850 was dit gebied volledig kaal en kon je de kerktorens van Lochem, Kranenborg, Almen en Vorden zien. Op advies van Koning Willem I werden er dennen geplant voor de houtproductie.
We slaan rechts de Sekdijk in en komen in een gemend bos. We horen een specht kloppen en zien de eerste jeneverbesstruiken. Het insect de Letterzetter heeft veel schade aangericht, waardoor veel moest worden gekapt: de fijn spar, de larix en de douglas. Het gebied hier wordt de Betten genoemd.
Vroeger was hier veen. Door sloten te graven, die afwaterden op de Baak, is het gebied verdroogd en verdween het veen en kwamen er weilanden en akkers voor in de plaats. Dit was het werk van de zoon van de dichter Staring, die het afwateringssysteem bedacht.
We slaan nu links af: de Galgengoor. Er staan enkele boerderijen, met brandganzen, paarden en zelfs een hert in een weilandje ernaast. Sneeuwklokjes geven aan dat de lente niet ver meer is.
We staan stil bij een grote alleen staande eik: een zogenaamde markenboom. Dat wil zeggen dat deze boom het gebied markeert. De symbiose tussen een eik en schimmels wordt besproken, die elkaar op deze wijze voeden. Links gaat de Molenweg naar kasteel Wildenborch, dat krijgen we vandaag niet te zien. De Schoolhuisweg verwijst uiteraard naar het schooltje dat wat verderop stond.
Inmiddels zijn we aangekomen bij de “Mölle”, de molen. Deze brandde in 1840 af en is toen vervangen door een nieuwe zogeheten stellingmolen, met een mechanische aandrijving. Nu is er een woonhuis, het Muldershuis. Mulder betekent molenaar. Er is een bakkerij in gevestigd. Iets verderop staat het huis van de smid: “het Smidshuis”.

We lopen, na deze open vlaktes van akkers en weilanden, richting van het bos. Een bord geeft aan: het Grote Veld en we gaan richting de Bronsbergen, die zijn komen aanwaaien vanaf de Lochemse Berg. De afkomst van naam Bronsbergen is niet duidelijk. Wybren suggereert mogelijk iets met de Bronstijd, maar dat is Spielerei. Eenmaal in het bos, staan daar veel beuken en eiken. Nog steeds is er een erg hoge waterstand en staat er veel water, ook in het bos en op de paden. De natte zandgrond is zwart en vol plassen en we moeten er af en toe flink omheen lopen. Altijd mooi zijn de vele varens, de oudste plant, waarmee het ooit allemaal mee begon. Het gehele gebied is van Natuurmonumenten. Het beleid, we laten alles liggen en ruimen niets op, is duidelijk zichtbaar. Het gebied wordt ook gebruikt als militair oefenterrein en zelfs nog recent, zoals we kunnen zien aan gegraven schuttersputjes, die wij her en der tegenkomen.
Inmiddels zijn we aangekomen bij de heidevlakte van de Bronsbergen. Door opgroei, zoals zaailingen te verwijderen, wordt deze heide opengehouden. De zandhagedis is hier gesignaleerd en het geradel van de nachtzwaluw kan worden gehoord. Bij een grote jeneverbes vertelt Wybren over de drie stadia van de ontwikkeling van de bes. Behalve voor jenever, wordt hij ook gebruikt in bijvoorbeeld de yoghurt en in de natuurgeneeskunde bij blaasontstekingen. Van de Thuja, iets verderop, bestaan twee soorten: de Amerikaanse en de Chinese. De hazelaar bloeit al en wel een volle maand eerder dan vorig jaar, de klimaatverandering is overal aanwezig. We staan stil bij de reuzenlevensboom, de Sequoia, bij een Canadese Hemlock, bij een taxus en ruiken bij de Douglasspar de typische citroenlucht van de schors. Bij de hulst wordt verteld dat alleen de onderste bladen stekels hebben om te voorkomen dat dieren zoals reeën ze opeten.
Bij een open vlakten zien wij wel veel “exotische aanplant”, allerlei bijzondere, hier normaal niet voorkomende bomen. We repeteren nog eens de naalden van de naaldbomen:een naald is solo, de spar, twee naalden, duo is de den en legio de larix. Een Wheymouth heeft vijf naalden. Deze laatste is veel aangeplant omdat hij mooi hout oplevert, door rechte stammen voor de houtindustrie. Bij een tonderzwam, aan een beuk, vertelt onze gids, dat deze vroeger gebruikt werden om vuur in de te bewaren.
Als we links afslaan bij de golfbaan,die daar ligt, komen we de Corsicaanse den tegen, ook wel zwarte den genoemd, met een opvallend grote dennenappel, veel groter bijvoorbeeld dan die van de grove den. Wybren heeft er telkens stevig de pas ingezet en juist als de vermoeidheid begint toe te slaan, is daar de koffie! We hebben inmiddels 3,5 kilometer gelopen en dat zullen er in totaal vijf worden deze middag.

Na een fijne pauze, vervolgen we ons pad en komen uit bij een zogenaamd Vredesbosje: In de tijd van de Kruisraketten, 1981, zijn hier kerstbomen neergezet voor de Vrede, nu meer nodig dan ooit.
Bij de Grensweg waar we daarna aankomen is een grote kwekerij van bessen in allerlei soorten en maten die voor consumptie worden verkocht.
En zo naderen we het einde van deze weer interessante en boeiende middag. Aangekomen bij het startpunt bedanken wij Wybren uitvoerig, terwijl een koolmees jubelend “het fietspompje” fluit.