Landschap
Lodewijk Crijns wandelde mee op de Onderlaatse Laak
Op de zonnige zondagmiddag 11 augustus 2024 , het is 26 graden warm, verzamelen wij ons, de meesten zijn op de fiets, tegen twee uur bij de Groene IVN vlag bij de Warkenseweg 3 in Warnsveld. Gelukkig geeft een aangenaam briesje wat verkoeling. De meeste deelnemers hebben Abraham en Sara al heel lang geleden gezien. Drie gidsen staan ons op te wachten: Homme Siebenga, Johanna Logtenberg en Henk Vording. Homme telt uiteindelijk 22 deelnemers en we worden in drie groepjes verdeeld. We zullen vijf kilometer gaan wandelen deze middag in twee uur tijd.
In de aankondiging had ik het volgende gelezen: In het grensgebied van Warnsveld en Vorden gaat de wandeling door drie natuurgebieden van Natuurmonumenten. Vanaf het uiterste noorden van het landgoed Hackfort gaat de route langs de spoorlijn Zutphen-Vorden tot het betrekkelijk nieuwe natuurgebied Onderlaatse Laak, nu een onderdeel van het Grote Veld. In 2009 is 70 hectare grond opnieuw ingericht met voor ogen het open beeklandschap van rond 1900. Door de Laak weer te laten meanderen en ondieper te maken, moeten de lagere gronden opnieuw nat worden en zo een nieuw leefgebied worden voor insecteneters als vogels en amfibiën, zoals de kamsalamander.

Homme houdt een inleidend praatje. Hij inventariseert wie IVN lid zijn – ongeveer de helft- en vertelt over het lidmaatschap van het IVN. Het gebied de Onderlaatse Laak is genoemd naar de waterloop die begint op het Grote Veld en uitmondt in de Berkel. Natuurmonumenten heeft voormalige landbouwgronden in dit beekdal omgevormd tot natuur. De oude meanders in de Onderlaatse Laak zijn hersteld en het waterpeil in de omgeving verhoogd. Zo is een veel gevarieerder landschap ontstaan, met graanakkers, bloemrijke hooilanden en vier poelen. De tocht gaat ook nog door een fraai stuk gemengd loof- en naaldbos van landgoed Hackfort.
Ik sluit mij aan bij het groepje van Johanna en we gaan met zeven man en vrouw op pad. Eenmaal in wandeltempo nemen we een zandpad rechtsaf en gaan daarna over een spoorwegovergang van de lijn Zutphen-Vorden, die in verband met de veiligheid volgende maand definitief gesloten gaat worden.
Af en toe stoppen we en vertelt Johanna iets. Bij deze eerste stop, vertelt ze dat het gebied, waarop we lopen, eigenlijk hoort bij het vier kilometer verderop gelegen kasteel Hackfort, maar er los van ligt. Het woord Laak is een ander woord voor sloot.
We slaan links af een mooi oud beukenlaantje in met beuken die wel meer dan honderd jaar oud zijn. We staan stil bij een gescheurde beuk: door uitdroging is de bast afgescheurd. De tondelzwammen, zichtbaar op een dode beuk, hebben deze naam omdat ze vroeger gebruikt werden om vuur mee te maken.

Inmiddels weer doorlopend, over een graspad, zien we rechts rabatten in een bos: uitgegraven sloten, die nu droog staan, maar bedoeld waren voor waterafvoer. Johanna vertelt de geschiedenis van het beheer van het gebied: Tot 1830 waren er de Marken. De grondbezitters beheerden samen de grond in gezamenlijk overleg, wat sociaal was en goed verliep. Na 1830 kwamen de rijke herenboeren opzetten, die apart de grond kochten en verdween het systeem van de Marken tot verdriet van de arme boeren. We worden op de plek waar onze gids verteld, omringd door mooie bomen zoals de lijsterbes, de zomereik, de beuk, grove dennen en hulst. Een witje fladdert er door heen. Vogelgeluiden zijn niet te horen, maar dat is kenmerkend voor de Augustusmaand.
Al doorwandelend, beiderzijds staan grote brandnetels in bloei, komen we uit bij akkers, waarboven een mooie lichtblauwe hemel met “mooi weer”wolken, die als kenmerk hebben dat de witte wolken aan de onderkant zijn afgevlakt. We gaan rechts af een zandpad in, dat overgaat in een humusbedekking. Mooie varens zijn te zien, berken en veel braam, nu met vruchten, duidend op stikstofrijke grond.
Bij een Douglas spar wordt het verhaal verteld van koning Willem I die opdracht gaf het gebied, dat eerst heide was vol te planten met dennenbomen onder meer voor de houtwinning.
Uit Japan is het begrip bosbaden overgewaaid: gewoon in een flinke tijd in het bos gaan zitten om te ontspannen. Prinses Irene heeft ons inmiddels geleerd ook de bomen te knuffelen. Een boommeditatie, een poos tegen een boom zitten is zeker aan te bevelen in onze overhaaste maatschappij. Johanna brengt de boeken van de Duitse boswacht Peter Wolleben ter sprake, die liefdevol over de bossen schrijft.
We komen weer bij de spoorlijn, en bewonderen bij de pseudorobinia acacia. Kenmerkend is de zeer oude stam en als contrast de zeer jonge lichtgroene blaadjes. Onderaan zitten stekels waarmee de boom zich beschermd tegen dieren die de blaadjes willen eten.
We gebruiken al onze zintuigen, want we betasten een eik en een beuk, die bij deze warmte, koel aanvoelen, een gevolg van de sapstroom onder de bast. Lovend spreekt onze gids over schoonheid van de klimop, die op vele bomen groeit en zeker geen parasiet is. In de natuurgeneeskunde wordt klimop bijvoorbeeld als thee, gebruikt bij hoofdpijn. De klimop blijft het hele jaar groen.
We zijn aangekomen bij een asfaltweg, de Gazoorweg, waar vele wilgen langs staan. Een boer blijkt een akker gezaaid te hebben met inmiddels meters hoge hennepplanten, zonder TAC, niet voor hasj maar voor het maken van touw, als isolatie e.d.

Mooi is een ingezaaid stuk met wilde planten: zonnebloem, akkerwinde, kaasjeskruid, boekweit, rogge en nog veel meer.
We slaan links af de Warkenseweg in. Er staan wandelpaaltjes van Natuurmonumenten, de eigenaar van dit hele gebied. Zoals reeds verteld, heeft Natuurmonumenten veel oude akkers en weilanden terug gebracht in een natuurlijke habitat, zoals het was rond 1900. Bij een droge sloot bekijken we een voor mij nieuwe plant: de egelskop, met kenmerkende “knotsen” als bloem.
Na zoveel moois zijn we wel aan koffie toe en IVN Engel Anita staat klaar met koffie, water en koekjes.

Na de koffiepauze wandelen we verder en komen aan bij vloeivelden en essenvelden. De vloeivelden zijn bedoeld als overloop voor het water van de Onderlaatse Laak. Johanna vertelt over de waterhuishouding in dit gebied. Een citroenvlindertje vliegt voorbij en er staan volop licht paarse kattenstaarten. Het gebied waar we nu zijn is ook van Natuurmonumenten en heet het Grote Veld, verderop het Waliën. Over het Grote Veld is enkele jaren een mooi boek-het Grote Veld- verschenen, vol met kleurrijke foto’s van het gebied.
Rond 1820 was een gebrek aan mest voor de zandgrond een nijpend probleem. Toen een dochter trouwde met een buurman, zei haar vader: “Maar je komt thuis poepen”. Het waren allemaal kleine pachtboeren die hier werkten en woonden.
De heiligen worden ook vereerd: mooi is het Sint Janskruid (24 juni: Sint Jansfeest) en het Sint Jacobskruiskruid ( 24 juli).
Een pad langs een boerderij voert ons naar een maisveld. Onderweg veel boswilgen, de salix caprea. De boeren hier zijn biologische boeren die geen kunstmest gebruiken. Enkele planten die we onderweg zien: duizendblad, de speerdistel die nu pluist, madeliefjes, rode en witte klaver, munt, brede en smalle weegbree, boerenwormkruid, riet, boterbloem en moeraspirea.
Over het maisveld zien we in hun statige langzame tempo twee blauwe reigers voorbij vliegen.
Johanna laat ons restanten van een rivierkreeft zien, een exoot die ook hier voor komt.
Aanwezige molshopen geven aan waar de mollen hun ondergrondse gangenstelsel hebben gegraven. Mollen zijn niet blind zoals sommigen denken, maar hebben wel een slecht gezichtsvermogen.
We horen en zien toch nog enkele vogels: een specht, een houtduif en kraaien.
Natuurmonumenten probeert in het Grote Veld en op landgoed het WalIiën de biodiversiteit weer te vergroten door bijvoorbeeld de essenvelden terug te geven aan de natuur. Het Waliën is laatste gedeelte van onze wandeling en is eind 19E eeuw aangelegd tijdens de grootschalige ontginning van de heide. In de bodem is in de bovenste dertig centimeter een belangrijk deel van de ijzervoorraad te vinden, zo bleek uit onderzoek door Wageningen Research.
We lopen inmiddels langs een bietenveld aan de ene zijde en een houtwal met meidoorn en hazelaar aan de andere zijde. Een klein groen kikkertje springt over het pad en verdwijnt razendsnel tussen de struiken. Aangekomen bij weilanden met vele koeienvlaaien (eigenlijk hebben koeien voortdurend diarhee) zien we bruin witte koeien: pinken en vaarsen, die niet gemolken hoeven te worden en hier vrij kunnen rondlopen. Door het extensiever beheer van de graslanden is het aantal insecten explosief gestegen: 18 soorten libellen, 10 soorten sprinkhanen en 24 soorten dagvlinders. In de verte zien we af en toe een boerderij, mooi opgenomen in het landschap.
Het is tegen vier uur dat we ons eindpunt naderen. Een buizerd laat zich in de verte nog zien, een mooi einde van weer een bijzonder inspirerende middag,met dank uiteraard aan de drie gidsen.
