Zoogdieren
Een geslaagde IVN-Avond over Dassen
Auteur en Fotografie │ Lodewijk Crijns
Op deze dinsdagavond 28 oktober 2025 is de zaal weer goed gevuld met ongeveer vijftig toehoorders als Gerard Berendsen om half acht zijn verhaal over de dassen – de Latijnse naam is Meles Meles – begint. De titel van zijn voordracht is: Dassen, lust of last? Na een introductie door Alie Arfman, vertelt Gerard eerst iets over zichzelf. Hij is afkomstig uit Lonneker in Twente en studeerde biologie in Nijmegen. In 2000 heeft hij de Vereniging Das en Boom opgericht en richtte hij eveneens de Dassenwerkgroep Twente op, waar hij jarenlang de voorzitter van was.

Gerard begint met de presentatie van een boek met als titel “Dassen, leefwijze en bescherming in Nederland” door Jaap Schröder en Ton Meijer. Ook bestaat er nog een uitgebreid Engelstalig boek over dassen. Helaas kennen veel mensen de das -zo begint de spreker te vertellen – van auto-ongelukken. Van de 7000 dassen die er nu weer in Nederland zijn, worden er jaarlijks ongeveer 1100 doodgereden. Gelukkig is er weer een toename van dassen, onder meer in de Achterhoek en Zuid-Limburg. In 1980 waren er nog maar 1200 over.
De dassenholen worden vaker waargenomen dan de dassen zelf. Probleem voor dassen is om een geschikte woonruimte te vinden, door de vele bebouwing. Spoordijken vormen dan nogal eens een alternatief. Dassen zijn erg trouw aan hun locatie. Burchten, zoals de holen worden genoemd, bestaan soms tientallen jaren. Zowel de ochtend- als de avondschemering, wanneer licht en donker elkaar afwisselen, zijn geschikte momenten om dassen waar te nemen en misschien ook wel de mooiste momenten in de natuur.

Al lang voor de mensheid, zo’n 150.000 jaar geleden waren er al dassen.
In 1198 schreef een Engelse monnik, Giraldus Cambreosis, al aan koning Henri II van Engeland over dassen.
Uiteraard zien we veel mooie foto’s voorbijkomen: een hele vlucht kraanvogels als begin. Dassen komen in allerlei filmpjes aan bod, genomen met wildcamera’s, die tegenwoordig haast niets meer kosten.

Kenmerken van de das zijn onder meer: de zwart-witte kop. Een witte streep over het voorhoofd en zwarte strepen over de wangen. Hun gewicht varieert van 14-35 kilogram. Ze hebben scherpe lange nagels, waarmee zij de burchten kunnen graven, zelfs in mergel. Dit doen zij achterwaarts. Ze zijn krachtig en sterk, en hebben kenmerkende sporen. De das graaft een toilet voor zijn ontlasting. Dit toilet is ook een sociale ontmoetingsplaats, waar de dassen elkaar opzoeken. Ze zijn zeer schoon op zichzelf.
Uitgebreid worden de burchten beschreven: deze zijn vaak heel groot, met vele “kamers”en een groot gangenstelsel. Het bevat luchtkokers en er zijn kraamkamers. Het wordt netjes schoongehouden en, bijzonder, de temperatuur in de kamers is altijd ongeveer 17 graden. Eén kuub zand is het resultaat van 10 meter gangenstelsel. Soms is er wel een gangenstelsel van 50 meter.
Af en toe passeert ondertussen een quizvraag: zijn dassen agressief? Het antwoord is nee. De natuurlijke vijanden van de das zijn de wolf, vos en oehoe.
Na een korte pauze met een kopje koffie of thee en gezellig bijpraten, gaan we weer verder.

Gerard vertelt nu over het sociale leven van de das. Dassen zijn heel sociaal en zijn graag bij elkaar en op elkaar gericht. Zo ontvlooien ze elkaar bijvoorbeeld. Overdag doen ze hazenslaapjes van tien minuten en ’s-nachts slapen ze. Ze houden er erg van om met elkaar te spelen en samen spelletjes te doen. Ze gaan bij elkaar op visite in andere burchten, ook ’s nachts. Ze slapen dan bij elkaar. Hun territorium kan 35 tot 600 hectare zijn, afhankelijk van het voedselaanbod. In Zuid-Limburg liggen de burchten heel dicht bij elkaar. Er zijn burchten met wel zo’n 25 dassen.
De das en de burchten zijn in Nederland beschermd. Een das ruikt 700 keer zo goed als een mens. Hij geeft een sterke muskusgeur af die belangrijk is in het donker in de burcht, naast de tast. Ze eten van alles: noten, fruit, knaagdieren, kevers, slakken, paddenstoelen, maar hun lievelingsvoedsel zijn regenwormen, waarvan een das er soms wel tot 250 per dag eet. Ze hebben zo’n 600 gram voedsel per dag nodig.
De voorplanting is bijzonder, namelijk met een vertraagde implantatie (embryonale diapauze). Dassen kunnen het hele jaar paren, maar de meeste paringen vinden plaats in het voorjaar (februari-mei). Ze zijn polygaam. Een dominant mannetje paart met meerdere vrouwtjes (de moeren) binnen een clan, het maakt ook deel uit van het sociale gedrag. Na de bevruchting deelt de bevruchte eicel wel, maar nestelt zich niet direct in de baarmoederwand en “zweeft” maandenlang in rusttoestand. Pas rond december-januari begint de eigenlijke zwangerschap, wanneer het embryo zich daadwerkelijk innestelt. De jongen worden dan in februari of maart geboren, precies in de tijd dat de burcht warm is en er weer voedsel begint te komen. De draagtijd is 6-8 weken. Een worp telt meestal 2-4 jongen: blind, doof en zonder haar. Ze blijven dan 8 weken ondergronds in een aparte nestkamer. Ze drinken melk tot ze drie maanden oud zijn. In mei-juni komen ze onder begeleiding van de moeder voor het eerst buiten.

Dassen houden geen winterslaap, maar wel een soort winterrust, waarbij hun temperatuur 2-9 graden daalt. Hun karakters kunnen zeer wisselend zijn: van zeer timide tot lefgozers en alles wat daartussen zit.
Mocht je een dode das aantreffen, waarschuw dan de politie, de Dassenwerkgroep of Das en Boom.
Alie Arfman bedankt namens ons allen spreker Gerard Berendsen voor zijn boeiende verhaal waardoor onze sympathie voor de das, als die er al niet was, zeker is gegroeid.
