Vogels ringen: beter één vogel in de hand dan tien in de lucht?
10 september 2015
Op Pampus worden maandelijks zangvogels geringd. Daar willen we graag een keer bij zijn. Dus nemen we de boot naar het forteiland, waar we Engbert en Dick ontmoeten, vakkundige vogelringers. Op zes strategische plekken hebben ze vangnetten neergezet, waar ze gedurende de dag wel vijftien vogels uit plukken. De meeste krijgen een lichte aluminium ring met een nummer om hun poot, een aantal andere heeft al een ring, en één kleine karekiet vliegt tot drie keer toe in het net. Een pechvogel. In het begin moet ik slikken, want ik ben niet gewend aan vogels gevangen in netten en mensenhanden.
Met engelengeduld peuteren de stoere mannen de piepkleine vogelpootjes uit de netten. De kleine karekiet maakt veel lawaai, terwijl de zwartkop, winterkoning en tuinfluiter stil zijn. Maar het verschilt ook per individu, vertellen ze. De spreeuw maakt enorm veel stampij, net als op de markt. Hij zit dan ook lelijk vast: het net zit aan zijn tong. Een spreeuw heeft achteraan zijn tong twee weerhaakjes aan de zijkant. Daar blijft weleens een draadje achter haken. Soms zijn er vier handen nodig om het los te krijgen. Daarna gaan de vogels in een ronde tas, op naar de ringtafel.
Met een kunstige greep houden ze de vogeltjes vast: koppie tussen wijs en middelvinger. Zo kan hij niet weg en krijgt toch lucht. De meeste houden zich mak, maar de vele bessenrode poep op Engberts handen verraadt hun angst. Dan de selectie van de ring: de ene poot is de andere niet. Voor het winterkoninkje, een van de kleinste vogels in Nederland, kiest hij de allerkleinste ring: 2 mm doorsnede. Met stappen van slechts 0,3 mm lopen de maten op, een minuscuul verschil. De grootste ring is voor de zwaan: 26 mm, maar vandaag staan alleen zangvogels op het programma.
Engbert legt de ring om de rechterpoot en knijpt hem met een speciale tang (die voorkomt dat het vogelpootje beschadigd) dicht. Zo, die zit. Het ringnummer komt op een lijst met datum, locatie, soort vogel, sekse en leeftijd. Mocht iemand de vogel of de ring vinden dan is gemakkelijk te traceren waar hij vandaan komt en hoe oud hij is. Dan meet hij de vleugel, weegt de vogel, en onderzoekt hoeveel vet hij heeft (broodnodig voor de trek naar het zuiden). De meeste vogels die vandaag geringd worden, blijken in hun eerste levensjaar en nog maar nauwelijks vet te hebben. Nog even schranzen dus, voor ze op trek naar het zuiden gaan.
Daar is het ringen om te doen: het in kaart brengen van de vogeltrek. Teruggevonden ringen leren ons waar vogels heen gaan of vandaan komen. Ooit was dat een mysterieus raadsel. Zo geloofde men dat vogels ‘s winters wegkropen in de modder op de bodem van een sloot en daar een winterslaap hielden. Nu weten we beter. Vogels trekken naar warmere landen waar ’s winters meer te eten is. Sommige onvoorstelbaar ver: de boerenzwaluw vliegt 10.000 km naar zuidelijk Afrika. Andere doen het rustiger aan, zoals spreeuwen. Die gaan naar Zuid-Engeland. De Scandinavische spreeuwen komen juist hier naartoe, dus de spreeuwen die je ’s winters ziet zijn niet dezelfde vogels als die je in de zomer ziet.
Marisa Stoffers
Foto’s tuinfluiter, kleine karekiet (2x), zwartkop, winterkoning en spreeuw: (c) Sergei Herczog
Wil je zelf ook het ringen van vogels op Pampus zien? Houd dan de agenda van het forteiland in de gaten.