Groen veld met gele bloemen, houten hek en bomen tegen een wolkenlucht. Insecten en bodemdieren

Biodiversiteit

Voorbeelden uit het West-Brabantse insectenrijk

Vera Vandenbulcke
Gerrit Groeneweg 

Basterdzandloopkever (Cicindela hybrida)

Afb. 1  Basterdzandloopkever (Cicindela hybrida)

De wereldwijde biodiversiteit gaat in een alarmerend tempo achteruit. Volgens het ‘Living Planet Report’ uit 2018, daalde de grootte van vele populaties vissen, vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen de voorbije 40 jaar over heel de wereld met gemiddeld 60%.
Speelt dat ook in onze directe omgeving? Wat bedoelen we met biodiversiteit, hoe stellen we de veronderstelde achteruitgang vast, gaan alle soorten achteruit, wat is de oorzaak van die achteruitgang en kunnen we de achteruitgang stopzetten? Zijn er ook positieve berichten over de biodiversiteit? 

Wat bedoelen we met biodiversiteit? 

Biodiversiteit staat voor de grote verscheidenheid van leven op aarde: zowel de verschillende soorten dieren, planten, schimmels en micro-organismen als de variatie in de populaties die ze vormen en de interactie tussen al die levende wezens en hun natuurlijke leefomgeving. Hoe groter de diversiteit, hoe weerbaarder onze ecosystemen tegen externe veranderingen. De ecosystemen bieden ons tal van nuttige en zelfs levensnoodzakelijke diensten, ook voor onze gezondheid. Laat ons eerlijk zijn, de natuur staat ons niet alleen ten dienste, we maken er zelf deel vanuit. Teloorgang van de natuur is dus onze eigen ondergang. Het behoud van de biodiversiteit is dan ook essentieel voor het voortbestaan van onze samenleving en is daarom als doelstelling vastgelegd in het mondiale Biodiversiteitsverdrag en de Europese biodiversiteitsstrategie.
Biodiversiteit is dus veel méér dan alleen soortenrijkdom.  

Wat is er aan de hand? 

Waar ooit weilanden getooid werden met boterbloemen, wuivende grashalmen en grazend vee, zien we nu – voor zover ze niet door nieuwe woonwijken zijn verdwenen – enorme gazons, waarop hooguit een enkel schaap en wat ganzen foerageren. 
Eén van de eerste dingen die je doet om zo’n mooie grasmat te creëren is het bestrijden van alles dat aan de wortels ervan knaagt, zoals de emelten, in feite de larven van een langpootmug. Ze
veroorzaken kale plekken in de grasmat en moeten daarom met alle mogelijke middelen worden bestreden. Emelten vormen op hun beurt echter het belangrijkste voedsel voor jonge spreeuwen. Bij gebrek aan emelten nemen ook de overlevingskansen van de jonge spreeuw af. Wist in 1960 nog een derde van alle jonge spreeuwen te overleven, in 2012 is dat aandeel gedaald tot 12%.
Sinds 1990 zijn dan ook de totale aantallen volwassen spreeuwen afgenomen en wel met 60%. Waar zijn ze gebleven, de zwierende spreeuwenwolken in het najaar? Maar de oplettende ornitholoog ziet niet alleen de aantallen spreeuwen in ons land drastisch afnemen, hetzelfde beeld tonen ook tal van andere insectenetende zangvogeltjes. De teruggang van insectenetende weidevogels als spreeuw, veldleeuwerik, boerenzwaluw en ringmus werd al vrij snel in verband gebracht met het gebruik van neonicotinoïden, maar er zijn veel meer oorzaken.
Overigens geldt die teruggang niet voor alle insecteneters: de blauwborst en – in onze regio – de nachtzwaluw bijvoorbeeld, breiden zich in een snel tempo uit.

Dat niet alleen de aantallen langpootmuggen drastisch in aantal afnemen, blijkt uit de analyse van 27 jaar insectenonderzoek in Krefeld (Dtsl.). Daar worden al die jaren in 63 verschillende natuurgebieden op dezelfde manier vliegende insecten gevangen. Uit de analyse van die gegevens blijkt, dat de biomassa (gewicht) van die insecten gedurende de afgelopen 27 jaar met 76% is afgenomen. 
Onbeantwoord bleef de vraag of dit in gelijke mate voor alle soorten insecten gold en of die achteruitgang ook in ons land speelde. De achteruitgang van insectenetende vogels en het gemis van vliegenlijkjes op de grille van onze auto’s deed het ergste vermoeden. Onbekend bleef ook of de in Duitsland geconstateerde achteruitgang alle soorten insecten trof, of alleen bepaalde ecologische groepen.

Nieuwe analyses van gegevens uit de Kaaistoep (Tilburg) en Wijster (Dr.) bevestigen dat de sterke achteruitgang van insecten, bekend uit Duitsland, ook in Nederland aan de orde is. Zo is in de Kaaistoep het aantal schietmotten en macro-nachtvlinders tussen 1997 en 2017 gemiddeld met respectievelijk 9,2 procent en 3,8 procent per jaar afgenomen.  De aantallen libellen namen aanvankelijk toe (verbetering waterkwaliteit?), maar nemen sinds 2009 weer af.  Wantsen laten weer een ander beeld zien. Hoewel het aantal soorten wantsen de laatste jaren toeneemt, vooral door de komst van Zuid-Europese soorten als gevolg van de klimaatveranderingen, blijven de totale aantallen individuen min of meer gelijk. 

In 2013 publiceerde de Vlinderstichting een afname van de graslandvlinders met 50%. Ook bij dagvlinders zien we een sterke achteruitgang. Het aantal vlinders in Nederland is sinds 1992 afgenomen met bijna 40%. De afgelopen vijftig jaar zijn er al twintig vlindersoorten uitgestorven. En nog eens tien vlindersoorten staan op het punt uit ons land te verdwijnen. De rupsen van veel van onze bekendste dagvlinders leven op brandnetels. Als gevolg van het feit dat de brandnetel een veel te hoge dosis stikstof uit de bodem opneemt, bevat ze nog nauwelijks voldoende voedingsstoffen voor de rupsen.
Wilde bijen delven dan weer het onderspit in de harde concurrentiestrijd tegen de door imkers geëxploiteerde honingbijen. 

Verband tussen oorzaak en gevolg 

De achteruitgang van de biodiversiteit kent verschillende oorzaken. Vernietiging, versnippering en verontreiniging van leefgebieden, klimaatverandering, stikstofdepositie, pesticiden en de komst van exotische invasieve soorten, zijn zo enkele aspecten die daarbij een rol spelen. Het nadelig effect van elk van die aspecten is vaak per soort insect verschillend; ook gaan niet alle soorten in gelijke mate achteruit. Sommige nemen zelfs in aantal toe. Om de achteruitgang af te remmen, of in het gunstigste geval tot stand te brengen, zouden we moeten weten op welke manier en door welke aspecten een bepaalde soort in aantal achteruit gaat.

Onderzoekers van EIS Kenniscentrum Insecten in Leiden constateerden een versnelde achteruitgang vanaf 1992/’93 van zweefvliegen. Nagenoeg alle zweefvliegen gaan achteruit. Maar het is opvallend dat zweefvliegen, waarvan de larven van planten of bladluizen leven, veel sneller achteruit gaan, dan zweefvliegen die in het larve-stadium in water, modder of hout rondkruipen. Chemische bestrijding van bladluizen blijkt in dit geval tot versnelde achteruitgang van een groep zweefvliegen te leiden.

Een ander voorbeeld is de veldparelmoervlinder, een soort die uit ons land dreigt te verdwijnen. Dat er minder spreeuwen rondvliegen, omdat het voedsel voor jonge spreeuwen, de larve van de langpootmug massaal wordt bestreden, is bekend. Oorzaak en gevolg liggen voor de hand. Maar waarom verdwijnt de veldparelmoervlinder, waarvan de rups leeft van de overal voorkomende smalle weegbree? Evenals bij de zweefvlieg ligt ook hier de reden van achteruitgang niet voor de hand. Uit onderzoek is inmiddels gebleken, dat in dit geval stikstofdepositie de (belangrijkste) oorzaak is. Door een rijkere bodem steekt de smalle weegbree haar bladeren triomfantelijk de hoogte in. De veldparelmoervlinder legt haar eitjes echter niet op de schuin omhoog groeiende bladeren van de plant, maar aan de onderzijde van de liggende bladeren bij een rozetvormige groeiwijze. Juist dat ontbreekt nu. Voedsel genoeg, maar niets om de eitjes op te bevestigen.

 

Goed beheer

Vaak ook verdwijnen soorten als gevolg van goed bedoelde beheersmaatregelen. Exoten zoals rododendron en lariks worden uit onze bossen geweerd. Bij het verwijderen van rododendron verdwijnt ook de – eveneens exotische – fraaie groen met rode rododendendron-cycade. Bovendien verdwijnt daarmee ook het ‘hol’ dat de struik vormt, waarin de wolvin haar jongen ter wereld brengt. Met het verdwijnen van de lariks, met zijn horizontale takken, verdwijnt ook de nagenoeg enige boom waarin de havik haar nest bouwt.

Verschraling van de bodem kan weliswaar tot een grotere diversiteit leiden, maar het totale aantal insecten zal er niet op vooruit gaan. Er is immers minder voedsel beschikbaar

De achteruitgang van de heivlinder stimuleert de beheerder om vergrassing op de heideterreinen tegen te gaan: schapen en maaimachines creëren een fraaie grote stille heide. Feitelijk niet meer dan een kunstmatige monocultuur. De heivlinder, die gelukkig in ons grenspark nog voorkomt, ambieert helemaal niet zo’n saaie heide. Hij zoekt op de heide een terrein met een schuil- én oriëntatiepunt (bij voorkeur een struik), gras voor de rupsen en – dat ook nog –  een plekje open zand om zich met territoriumgedrag naar soortgenoten te manifesteren.

Heivlinder, Kriekelaere Duinen, 19 september 2019

Afb. 2  Heivlinder, Kriekelaere Duinen, 19 september 2019

 

Hoe vergaat het de loopkevers?

In de Kaaistoep een natuurgebied bij Tilburg is vastgesteld dat tussen 1997 en 2017 het aantal kevers met 5% procent per jaar terug liep. Van een bepaalde groep van kevers, de loopkevers, stelde men vast dat de aantallen rond Wijster in de periode 1985 en 2016 gemiddeld met 4,3 procent per jaar afnamen. We zouden er vanuit mogen gaan, dat die achteruitgang van zowel biomassa als van aantallen soorten loopkevers ook in westelijk Noord-Brabant speelt.

Gestandaardiseerd onderzoek naar insecten over een zo lange periode als bij Krefeld, Tilburg en Wijster heeft hier niet plaatsgevonden. Het enige langlopende onderzoek in onze contreien is het 11 jaar durende onderzoek naar loopkevers en spinnen in het grenspark Kalmthoutse Heide, waaraan wij een aantal jaren hebben meegewerkt.

 

Verloop van aantallen spinnen en loopkevers op de Kriekelaere Duinen gedurende 2009-2019

Afb. 3  Verloop van aantallen spinnen en loopkevers op de Kriekelaere Duinen gedurende 2009-2019

 

Dat onderzoek werd elk jaar uitgevoerd met bodemvallen in de maanden april-mei en augustus-september en vond plaats op nieuw gecreëerde stuifzandcomplexen in het Grenspark Kalmthoutse Heide, te weten in de Kambuusduinen (B.) en in de Kriekelaere Duinen (NL). Daar zien we dat het totale aantal spinnen (populatiegrootte) gedurende die jaren zelfs geleidelijk toeneemt van 656 in 2009 tot 1481 in 2019, terwijl het aantal loopkevers gedurende die periode van 711 naar 1508 stijgt.
Ook wanneer we kijken naar het aantal verschillende soorten spinnen en loopkevers in het Grenspark zien we een positieve ontwikkeling. Het aantal soorten spinnen steeg er van 79 naar 91; het aantal soorten loopkevers zelfs van 39 naar 54.
Nu betreft het onderzoek alleen de laatste 11 jaar in een aspecifiek biotoop (stuifduinen), maar van een negatieve trend lijkt hier geen sprake te zijn. Waarom lijken loopkevers en spinnen op de Kambuusduinen en de Kiekelaere Duinen gevrijwaard te blijven van een neerwaartse spiraal?

 

Zijn er ook insecten die in aantal toenemen?

Naast een verontrustende afname zien we, zoals in het Grenspark, hier en daar ook insecten die toenemen. Overigens bereikt geen van die toenemende soorten qua talrijkheid het niveau van de ooit zeer algemene insecten die zo sterk achteruitgaan. Met andere woorden: de terugval van de aantallen van de talrijke soorten wordt niet gecompenseerd door de opmars van andere insectensoorten. In een zeldzaam geval gebeurt dat toch: dan gaat het om exoten die zich ergens weten te vestigen en vervolgens invasief worden. Goed voorbeeld is het Aziatisch lieveheersbeestje,  die niet alleen in Europa massaal voorkomt, maar ook in Zuid-Afrika en het westen van de Verenigde Staten. In ons land veroorzaakte de opmars van het Aziatisch lieveheersbeestje een dramatische afname van het ooit algemene tweestippelig lieveheersbeestje.

 

Het belang van meerjarige monitoring

Uiteraard zien ook wij de insectenwereld rondom ons veranderen. Iets waar wij ons vooral mee bezighouden is het gedurende een periode van vijf jaar op statistisch verantwoorde wijze monitoren van aantallen en soorten insecten op dezelfde locatie. Bijvoorbeeld loopkevers en bodemwantsen op een tweetal percelen in Visdonk (Roosendaal), het stuifzand in de Wildernissen (Putte), een terreintje namens het Driebloksven in de Abdijbossen (Ossendrecht), de berm van de A4/A59 (Bergen op Zoom). Maar ook waterwantsen en –kevers in de Kortenhoeff (Hoogerheide) en in de vennen en poelen van de door EVIDES beheerde drinkwaterlocaties (Halsteren, Huijbergen en Ossendrecht). Verder tellen we jaarlijks de overwinteraars onder de schors van platen op de Brabantse Wal en hommels en vlinder langs een vast traject in het Halsters Laag. Zo zien we inderdaad insecten in aantal achteruit gaan, maar het aantal soorten daarentegen lijkt eerder toe te nemen. De klimaatveranderingen leiden immers tot nieuwe insecten uit zuidelijker streken.

 

(Invasieve) exoten

Veel nieuwkomers uit het zuiden arriveren hier op eigen kracht. Maar er zijn ook nieuwkomers die hier met plant- en potgoed, in autobanden, in timmerhout, na de vakantie in tent of caravan, of door bewust menselijk handelen hier arriveren. Voorbeelden van passanten die ongewild vanuit verder gelegen oorden hier arriveren, zijn bekend: de Aziatische hoornaar en de tijgermug zijn bekende voorbeelden. Maar ook het bewust menselijk handelen speelt een rol: in de duinen bij Meijendel leven wurgslangen; elders zwemmen exotische rood- en geelwangschildpadden rond. Op tal van plaatsen in westelijk Noord-Brabant worden verschillende soorten zoetwaterkreeften gesignaleerd. Ook probeert men de biodiversiteit te verhogen door (her?)introductie van nieuwe soorten De boomkikker is daarvan een fraai voorbeeld. Dat geldt ook voor de goudglanzende loopkever in de bossen van de Oude Buijsse Heide (Zundert). De dichtstbij zijnde leefgebieden van die kever zijn Winterswijk in het noorden en de Zoniënwoud bij Brussel in het zuiden. Maar wat is het effect van zo’n nieuwe soort op de bestaande populatie? We zijn nu voor het derde jaar bezig de verspreiding van die goudglanzende loopkever in kaart te brengen en krijgen daarbij steeds meer de indruk dat waar deze nieuwkomer leeft, de vanouds in de bossen van westelijk Noord-Brabant bewonende loopkevers verdwijnen.

Goudglanzende loopkever (Carabus auronitens), Oude Buijsse Heide (Zundert), 16 augustus 2022

Afb. 4  Goudglanzende loopkever (Carabus auronitens), Oude Buijsse Heide (Zundert), 16 augustus 2022

 

Soms lost het probleem zichzelf op, zoals bij de tarwenysius. Deze bodemwants leeft in Nieuw-Zeeland en is daar een berucht plaaginsect, dat vooral schade aanricht in tarwe. Sinds 2002 is de soort ook uit Nederland bekend, naar het zich laat aanzien als gevolg van import via de Antwerpse haven.
De Nederlandse vondsten waren aanleiding voor de Plantenziektekundige Dienst om in 2006 een onderzoek door EIS-Nederland te laten uitvoeren naar de verspreiding en populatiekarakteristieken van tarwenysius in Nederland. De soort bleek toen al algemeen in Zuidwest-Nederland voor te komen en was plaatselijk veruit de meest algemene wants. De soort kan zich massaal ontwikkelen (8 miljoen exemplaren op 7 hectare) en de verwachting was toen dat ze zich snel verder zou verspreiden.

Tarwenysius (Nysius huttoni), Bergen op Zoom, Wierlaan, 24 november 2020

Afb. 5   Tarwenysius (Nysius huttoni), Bergen op Zoom, Wierlaan, 24 november 2020

 

De schade die door deze soort veroorzaakt wordt, is verschillend bij kruisbloemigen en tarwe. Bij kruisbloemigen wordt de stengel aangeprikt, waarbij een kankerachtig gezwel ontstaat, de bladeren verleppen en de stengel uiteindelijk knakt. Bij tarwe voeden de dieren zich met sappen uit de tarwezaden, waarbij een enzym wordt afgescheiden dat in de plant aanwezig blijft. Bij verwerking van de tarwe tot deeg breekt het enzym de gluten af, waardoor het deeg plakkerig wordt en het brood slecht van kwaliteit.

 

Verloop van de aantallen tarwenysius (Nysius huttoni) op het perceel; S61 aan de Boswachtersdreef, Roosendaal, gedurende de jaren 2019-2023

Afb. 6  Verloop van de aantallen tarwenysius (Nysius huttoni) op het perceel; S61 aan de Boswachtersdreef, Roosendaal, gedurende de jaren 2019-2023

 

 

Bij ons vijfjarig onderzoek op Visdonk (Roosendaal), dat in 2019 van start ging, bleek dit schadelijke insect daar massaal voor te komen. De daarop volgende jaren echter, neemt de tarwenysius snel in aantal af. In 2023 is de soort hier vrijwel verdwenen

 

Een andere fraai voorbeeld van een insect dat als immigrant vanuit een ander werelddeel Europa bereikte, is de plataan-netwants.
De plataan-netwants is een invasieve exoot uit Noord-Amerika, die in 1964 in Italië voet aan wal zet en zijn areaal vervolgens noord- en oostwaarts uitbreidt. Rekening houdend met een grote sterfte tijdens het overwinteren en bij het grootkomen van de elkaar snel opvolgende generaties wantsjes, leert een voorzichtige schatting ons, dat één vrouwtje in één jaar tijds goed kan zijn voor een kleine 2000 nakomelingen. In 2008 bereikt de wants in Midden-Limburg ook ons land. De twee daaraan voorgaande jaren kwam de soort al in Antwerpen voor. Het is dan een kwestie van tijd wanneer we de soort in Bergen op Zoom kunnen begroeten.
De plataan-netwants brengt de winter door achter loszittend schors van de plataan, een boom die voornamelijk in de bebouwde kom te vinden is. Door in wintermaanden gedurende een aantal achtereenvolgende jaren de platanen op de Brabantse Wal (het grensgebied met Zeeland) te controleren, proberen we de dispersie van de soort in beeld te krijgen.

Plataan-netwants (Corythucha ciliata), Bergen op Zoom, Stationsplein, 23 februari 2019

Afb. 7  Plataan-netwants (Corythucha ciliata), Bergen op Zoom, Stationsplein, 23 februari 2019

 

Het wachten was op het moment dat de wants de rijksgrens ten noorden van Antwerpen zou oversteken. In de winter van 2018/’19 beginnen we onze zoektocht en direct al treffen we in Bergen op Zoom overwinterende exemplaren aan op het Stations- en het Mineurplein. De daarop volgende winter komt de wants hier al op 5 plaatsen voor. Snel breidt de soort haar habitat uit. De afgelopen winter telden we al 23 locaties in Bergen op Zoom. Voor het eerst zien we het insect nu ook in Ossendrecht en Steenbergen. Alleen in Halsteren en op de Bergse Plaat ontbreekt de wants nog.
De plataannetwants leeft van het sap op de bladeren van de plataan. Tot nu toe is er geen sprake van aantoonbare schade. Niet alleen klimaatverandering, maar ook globalisering van de natuur leidt onvermijdelijk tot vergroting van het aantal soorten insecten. Is hier nu wel of niet sprake van de gewenste verhoging van de diversiteit?

 

Geraadpleegde bronnen:

Aukema, B., J.M. Bruers & G. Viskens, 2005: A New Zealand endemic Nysius established in the Netherlands and Belgium (Heteroptera: Lygaeidae ), Belgian Journal of Entomology 7: 37-43

Aukema, B., J.M. Bruers & G.M. Viskens, 2007: Nieuwe en zeldzame Belgische wantsen II (Hemiptera: Heteroptera), Bulletin S.R.B.E. / K.B.V.E. 143, 83-91

Aukema, B., Bruers, J.M. & Viskens, G.M., 2009: Nieuwe en zeldzame Belgische wantsen III (Hemiptera: Heteroptera), Bulletin S.R.B.E. / K.B.V.E. 145, 25-31

Aukema, B. & D.J. Hermes, 2009: Nieuwe en interessante Nederlandse Wantsen III (Hemiptera: Heteroptera), Nederlandse Faunistische Mededelingen 31, 53-88

Hallmann, C.A. e.a., 2014: Declines in insectivorous birds are associated with high neonicotinoid concentrations, Nature, 511, 341–34

Hallmann, C.A. ., Th. Zeegers,  R. van Klink,  R. Vermeulen,  P. van Wielink,  H. Spijkers, J. van Deijk,  W. van Steenis & E. Jongejans e.a., 2019: Declining abundance of beetles, moths and caddisflies in the Netherlands, Insect Conservation and Diversity doi: 10.1111/icad.12377

Hustings, F. & K. Koffijberg (red.), 2018: Vogelatlas van Nederland. Broedvogels, wintervogels en 40 jaar verandering. SOVON Nijmegen, 488-489

Jacobs, M. , 2020: Monitoring loopkevers en spinnen in nieuw open zand en stuifzand in het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse heide d.m.v. bodemvallen; 10-jaar lopend onderzoek (Rapport onderzoeksjaar 10 / 2019). Nature-ID gcv, 2200 Herentals

Malumphy, C. e.a., 2006: Platanus lace bug Corythucha ciliata, Plant Pest Notice no. 46 (Central Science Laboratory), York

Neal, J.W. jr. & C.W. Schaefer, 2000: Lace Bugs (Tingidae), in: Schaefer & Panizzi 2000, 85-138

Öszi, B., M.Ladányi, M.  en L. Hufnagel, 2005: Population Dynamics Of The Sycamore Lace Bug, Corythucha Ciliata (Say) (Heteroptera: Tingidae) in Hungary, Applied Ecology And Environmental Research 4 (1), 135-150

Péricart, J., 1983: Hemiptères Tingidae Euro-Méditerranées (Faune de France 69). Paris

Rietschel, S., 2007: Wanzen (Heteroptera) als Neubürger und Arealerweiterer in Südwestdeutschland – Zeugen einer Klimaveränderung?, Mainzer naturwiss. Archiv / Beiheft 31, 301-317

Schaefer, C.W. & A.R.Panizzi (eds.), 2000: Heteroptera of Economic Importance. London – New York – Washington DC

Smit, J.T., M. Reemer & B. Aukema, 2007: Een invasive van de Nieuw-Zeelandse tarwewants Nysius huttoni in Nederland (Heteroptera: Lygaeidae), Nederlandse Faunistiche Mededelingen 27

Szczodry O., Eggermont H., Paquet J-Y., Herremans M., Luyten S., WWF 2020: Living Planet Report – Natuur in België. WWF, Brussel

Wachmann, E., A. Melber & J. Deckert, 2006: Wanzen, Band I (Die Tierwelt Deutschlands, 77.Teil), 118-119

Wielink, P. van, 2020: Insecten verdwijnen, ook in Nederland. In: P. van Willink e.a., Kaaistoep; 25 jaar onderzoek naar biodiversiteit

Zeegers, Th., W. van Steenis, M. Reemer & J.T. Smit 2023: Drastic acceleration of the extinction rate of hoverflies (Diptera: Syrphidae) in the Netherlands in recent decades, contrary to wild bees (Hymenoptera: Anthophila), Journaal van Syrphidae 3 (1): 1-11

Öszi, B., M.Ladányi, M.  en L. Hufnagel, 2005: Population Dynamics Of The Sycamore Lace Bug,

Corythucha Ciliata (Say) (Heteroptera: Tingidae) in Hungary, Applied Ecology And Environmental Research 4 (1), 135-150

 

 

 

 

Ontdek meer over

Deel deze pagina