

Naar de knoppen in het Kralingse Bos (14 januari 2018)
Verslag excursie Naar de knoppen, Kralingse Bos 14 januari 2018
Tekst en foto’s Liesbeth den Haan
De eerste excursie in het nieuwe jaar ging naar het Kralingse Bos. Marius Huender en Liesbeth den Haan gingen op pad met een enthousiaste groep mensen die meer wilden weten over bomen in de winter.
We keken naar aanpassingen van de bomen aan winterse omstandigheden en hoe zij zich hierop voorbereiden. Ook enkele biologische processen die in alle bomen plaatsvinden passeerden de revue. Marius – als ‘aanvoerder’ van het team vrijwilligers dat onderhoudswerk doet in het bos – vertelde een en ander over het beheer.
We ontkomen in een aangelegd bos nu eenmaal niet aan in te grijpen ten behoeve van veiligheid, diversiteit en recreatie. Natuurlijke verjonging van het bos wordt aangemoedigd door veelbelovende zaailingen waar nodig de ruimte te geven en concurrerende soorten weg te halen; woekerende soorten worden ingetoomd. Voor de veiligheid worden bomen wel gekandelaard; daarbij worden de gesteltakken afgezaagd zodat de boom de vorm krijgt van een soort kandelaar; dat is goed te zien in het Statige laantje.
Het ging erom vooral te zien in de praktijk, aan de verschillende soorten bomen die we bekeken, welke unieke en opvallende kenkerken bomen vertonen, en specifiek in de winter. Steeds opnieuw stonden we stil bij een andere soort en constateerden ook welke verschillen er zijn – in vorm en stand van de knoppen, in takstand, in schorsoppervlak, in aantal en vorm van de lenticellen (ademhalingsporieën), in standplaats. Zo lijken de Beuk en de Haagbeuk op het eerste gezicht erg op elkaar, maar verschillen ze in bladrand (glad resp. gezaagd) en in stand van de bladknoppen en dus van de takken.
De Eik met de knoppen in rijen van 5 op de tak heeft een grillige patroon van takken. De Haagbeuk met de knoppen in 2 rijen op tak heeft de takken in één vlak. We zagen dat de Wilde kers wel 30 m hoog kan worden en – vooral – een opvallend patroon van dwars op de lengterichting liggende strepen heeft; deze strepen zijn in feite lenticellen. Alle Prunussoorten worden hierdoor gekenmerkt. En hoe houd je verschillende soorten Esdoorns uit elkaar? Daarvoor keken we vooral naar de vorm en de grootte van de zaden (met vleugeltjes). Hazelaars zijn weer uniek door het zeer onopvallende vrouwelijke bloempje. De mannelijke katjes waren gedeeltelijk al rijp, maar we hadden moeite de kleine vrouwelijke bloempjes te vinden. Gemeen met andere bomen die (mannelijke) katjes vormen is dat zij vroeg in het jaar bloeien nog voordat de bladeren zich ontvouwen hebben; dit om de wind maximaal de kans te geven haar werk te doen (verspreiding van het stuifmeel). Bij afwezigheid van vliegende insecten is dit ook een noodzaak.
Ook stonden we stil bij een dikke, omgewaaide populier, die in haar val een Gewone esdoorn had meegenomen. Omdat beide stammen over het wandelpad lagen, was de stam in stukken gezaagd. Zo konden we op de zaagsnede zien aan welke kant de boom extra nieuw hout had aangemaakt om weerstand te bieden aan de wind. Door deze houtvorming aan één zijde van de boom (bij loofbomen aan de windzijde) bevindt zich de kern van de jaarringen niet meer in het midden. Overigens vertoonde de basis van de Populier tekenen van zwakte in zijn hout; zowel bruinrot als witrot waren te zien. Deze schimmelaantastingen hadden de Populier kennelijk zo verzwakt dat zij door een stormvlaag om was gegaan. Niet alles is te voorzien en te voorkomen.
Op deze zaagsnede is duidelijk te zien dat de kern van de stam uit het midden ligt. De boom (een Populier) heeft aan de zijde van de boom waarop de wind staat extra hout aangemaakt.
De mannelijke katjes van de Hazelaar stonden al in bloei; met enige moeite waren ook de zeer kleine vrouwelijke (roodpaarse) bloemetjes te vinden.