Takken met groene bladeren en paarse gallen in een bosrijke omgeving.

Kleine sporen worden groot

Ooststellingwerf 27 februari 2025

Een lezing over insectensporen door Diliana Welink

25 februari 2025

 

Kleine sporen worden groot

Verhalen beginnen vaak klein. Bij een zwarte specht bijvoorbeeld. Die eet het liefst zwarte reuzenmieren. Er zijn veel zwarte spechten en er zijn weinig reuzenmieren. Diliana Welink vroeg zich af hoe dat kan en wat eten de spechten dan wél? Vervolgens rolt het spoor zich uit, want hoe vindt je reuzenmieren? Aangespoord door Aaldrik Pot, fervent sporenzoeker, is Diliana op zoek gegaan. Daar vertelde ze ons deze avond over, vergezeld van heldere dia’s.

Insecten hebben zo hun eigen sporen. Handig voor de herkenning en duidelijk voor andere dieren.( Als insectenetende vogel wil je toch graag weten waar zich de lekkerste hapjes bevinden).

 

Harsdruppels

Bomen die gekapt zijn, dood staand of liggend hout, het zijn allemaal onderzoeklocaties.   Het ene insect laat sporen op of onder de bast na, een ander kruipt verder in de boom. Een weetje voor de dieren die graag een larfje verschalken: onderaan de stam is de temperatuur constant  en daar bevinden zich dikke larven. Dassen en spechten weten dat en vinden zo een heerlijk maaltje. Bij naaldbomen laten druppels hars een opgedroogde streep achter.  Wat  vertelt dit spoor? Hars vindt een weg naar buiten omdat kleine kevertjes een gaatje in de bast maakten. De bastkevers leven onder een bast. Ze verdelen de taken goed: man maakt een gaatje en lokt een vrouw. Vrouw graaft een gangetje naar boven en naar beneden, naar links en naar rechts, volgens een vast patroon. Moedergangen, een popkamer, zijgangetjes, kortom een heel gangenstelsel waar zich het leven van de bastkevers afspeelt. Ook de letterzetter vermaakt zich op deze manier. Helaas gaat het één en ander ten koste van de naaldboom.

 

Mijnen

De volgende groep insecten waar Diliana ons mee verrast zijn de Mijnen, ook wel mineerders genoemd. Die leven in groene blaadjes en voeden zich met plantaardig weefsel. Deze bladmijnen vind je overal, zoals op braamblad, hulst, klimop of berk. En dat klopt hoor. Thuis heb ik dat natuurlijk gecheckt in de tuin en warempel, ze zaten er! Met hele mooie patronen , weggetjes die van dun naar dik lopen (ze eten zich letterlijk een weg waarop je de gewichtstoename kunt aflezen)

Het leuke is ook dat deze insecten lange namen hebben, hoe klein ze ook zijn. Grote dieren hebben vaak een korte naam, denk maar aan Koe. Piepkleine insecten dragen namen als glasvleugelpijlstaart, beukenbladroller of kleine eikenbladboorder. Hoe rollen ze dat blad eigenlijk op? Met pootjes? Met iets kleverigs? Dat zijn vragen die weer leiden naar een volgend onderzoek. Zo wordt die wereld van kleine insecten alsmaar groter.

 

Van slakken en wespen

Insectensporen onderzoeken is nog een vrij onontgonnen gebied en daarmee voor Diliana aantrekkelijk om zich in te verdiepen. Kijk maar eens naar slakken. De ene slak heeft een aaneengesloten spoor, maar de segrijnslak laat tussenruimtes in het spoor, alsof ze aan het huppelen is. Slakken eten graag algen van ramen of andere gladde oppervlaktes. Dat kunnen ze goed doordat hun tong eruit ziet als een rasp.

Dat Diliana haar eigen spinnenangst moest overwinnen was een offer wat ze graag maakte, maar wat niet helemaal slaagde. Wel, dan ga ik de spinnenwebben bestuderen, bedacht ze. En weer werd een nieuwe wereld geopend. Wielwebben, hangmatwebben met struikeldraden of tunnelingang. En neem de ei cocon van een wespspin, een prachtig papiermaché bouwwerkje wat begint als een piepklein hanglampje en verder wordt uitgebouwd.

Dat brengt ons bij de wespennesten, een kleine stap naar een groot nest. De nesten worden van hout gemaakt, het zijn duurzame bouwers, die wespen. Het hout moet wel ergens vandaan komen. Tuinstoelen, palen, dakranden, schuurwanden: zie je witte strepen verschijnen dan is daar hout weg geknaagd door de wesp.

 

Inleiding

Er is nog veel en veel meer te zien aan insectensporen. De toehoorders in de zaal vielen van de ene in de andere verbazing. Het verhaal over bosmieren was er zo eentje. Bosmieren maken grote hopen. Ze gebruiken takjes, blaadjes, naalden om de bult midden in het bos zo hoog mogelijk te maken, zodat de zon er goed op kan schijnen. Want ze houden van warmte in huis. Aan de rand van een bos zijn de mierenhopen echter veel platter. Reden? Juist, daar schijnt de zon veel efficiënter op de bult.

We moesten niet denken dat dit nu alles was wat over insectensporen te vertellen is, dit was slechts een inleiding in die kleine, grote wereld, zo verzekerde Diliana ons. Haar enthousiasme was meer dan aanstekelijk. Een prachtige avond!

 

Jet Hofstra

Deel deze pagina