Uitzicht op een uitgestrekt moerasgebied met graslanden en een waterplas onder een bewolkte hemel.

Het veen weer aan de praat krijgen.

Ooststellingwerf 27 april 2025

22 april 2025

Het veen weer aan de praat krijgen.

Het Fochteloërveen

Na een avond vol informatie over het wel en wee van hoogveen en laagveen, voelden we ons als veenmos. Jacob de Bruin, boswachter ecologie van Natuurmonumenten in het Fochteloërveen, vertelde ons enorm veel feiten over het veen. De vele toehoorders absorbeerden het zoals veenmos vocht opneemt.

Het landschap vroeger en nu

Jacob nam ons mee langs een historisch tijdpad. We sompten  door de veengebieden, we hoorden van de droogte en de exploitatie door de mens, we bewonderden het Levende wat werd bedreigd en we waren onder de indruk van de projecten die herstel zouden inluiden.

Dat landschappen veranderen zien we dagelijks om ons heen. Wetende dat de mens daar de grootste invloed op heeft, proberen we als natuurliefhebbers te redden wat er te redden valt. Er zijn altijd, door de eeuwen heen, landschapswijzigingen geweest. Neem nu de geschiedenis van het Fochteloërveen.  Jacob vertelde over de ontwikkelingen van na de laatste ijstijd. De oudste delen hoogveen in ons land dateren van 9000 jaar geleden. In de Drents Friese venen bestond het landschap uit heide, zandige gronden en veengebieden. Op kaarten zagen we de omvang van het veen groeien. De omstandigheden waren zo goed dat het veen over de zandgronden heen groeide en de zandkoppen daarin meenam. Het veen bevatte een steeds groter gebied, gevormd door veenkoepels en daartussen zanderige delen.

Verdwijnend veen

En toen kwam de mens. Knabbelend aan de randen van de veengebieden, vergrootten ze hun eigen leefgebied en richtten landbouwgronden in. Het veen was als turf een bruikbare brandstof, dus exploiteerde men de gronden. De veenbulten (koepels) verdwenen, de ontginning was een feit. Was er dan niemand die inzag dat er waardevolle, historische gronden verdwenen? Gelukkig wel! In 1938 is er voor het eerst veengrond gekocht. Natuurmonumenten kon op deze manier 200 hectare veilig stellen. De jaren daarna is stapsgewijs meer grond aangekocht met in 1972  een groot gebied. Het hoogveen is als Natura 2000 gebied nu ook op Europees nivo beschermd, een geruststellende gedachte in het wisselende politieke klimaat van Nederland. Samen met delen van Staatsbosbeheer omvat het Fochteloërveen een gebied van  4000 hectare.

Water, water en water…

Dat daarmee een hoofdpijndossier zijn intrede deed binnen Natuurmonumenten, bleek de jaren erna. Want wat is veen? Waarom heet het ene hoogveen en het andere laagveen? Hoogveen wordt alleen gevoed door regenwater en bevindt zich boven het grondwaterpeil. Het bestaat uit veenmos , gegroeid op plantenresten,  vervolgens dikke kussens vormt en het regenwater uitstekend kan opnemen. Laagveen bestaat ook uit plantenresten, maar dat wordt gevoed door grond- en oppervlaktewater. In het laagveen zijn onder water de plantenresten nog herkenbaar.

Veengronden zijn kwetsbare gronden. Het Fochteloërveen is een hoogveen, maar daar omheen is de bodem een stuk lager. Water loopt weg en met weinig neerslag droogt het uit. Men bedacht dat kaden het water konden vasthouden. Maar de met plastic gemaakte kaden raakten lek, de houten damwand kaden waren na verloop van tijd verrot. Op dit moment is Natuurmonumenten bezig met een groots project: het aanleggen van kaden bestaande uit zand en leem.

Cruciaal is dat het vocht blijft behouden. Zodoende kan de bovenlaag van het hoogveen, het Acrotelm, zich herstellen. Dit is een luchtige, sponzige bovenlaag die mee ademt met regen en droogte. Zo kan men het veen weer “aan de praat krijgen”, opdat het zichzelf (letterlijk) redt.

Houden van het veen

Zijn wij als Nederlanders trots op het veen? Kijkend naar een geschiedenis van langdurige exploitatie en ontgraving moet je wel concluderen dat we geen emotionele band hebben met veen, zoals bv wel met onze stranden, bossen of meren. Jacob de Bruin heeft veel veengebieden in het buitenland bezocht en dan valt er een groot verschil meteen op: alleen in Nederland groeien er zoveel pijpenstrootjes op het veen, dat zie je in buitenlandse gebieden niet. De mensen daar zijn wijs met hun veen, zijn er apetrots op en koesteren de gebieden. In Estland zijn oneindig grote veengebieden zonder ook maar één enkel pijpenstrootje. Het is bekend dat de rijke stikstofuitstoot in Nederland debet is aan dit verschijnsel. We doen er echter te weinig aan om dat tij te keren. In het buitenland probeert men de gebieden met wandelpaden en uitkijktorens dichterbij de mensen te brengen. Helaas rukt ook daar de exploitatie van het veen op. Turf is een zeer gewild product om aan tuingrond toe te voegen. Daarom een pleidooi: koop geen turfhoudende potgrond in Nederland. (wij zijn weer eens koplopers als grootste verwerkers van turf).

Aanpassen en meebewegen

Het is gelukkig niet allemaal kommer en kwel in onze veengebieden. Jacob nam ons mee in de wereld van de bewoners : de dieren. Kraanvogels, ieder jaar in aantal groeiend, roodhalsfuten, de inmiddels ook hier broedende wilde zwanen, de grauwe klauwier, het paapje (broedt alleen hier!) en wat te denken van de 225 broedparen blauwe borst. Dan zijn er nog de vele roofvogels zoals de zeearend, slangenarend, blauwe kiekendief en boomvalken.

Berucht was het Fochteloërveen vanwege de vele slangen. Dat ‘beruchte’ sloeg op de vele slangen die op de doorgaande weg werden doodgereden. Sinds de weg is afgesloten is er weer een duidelijke groei in het aantal ringslangen, gladde slang en adder.

Het veen staat ook bekend om de insectensoorten. Een vlinder als het veenhooibeestje, doet het hier goed. Diverse libellen zijn eveneens te spotten.

Er is een behoorlijke diversiteit aan planten in het veen, ook al zou je dat niet zeggen met al die pijpenstrootjes.  De sterke planten redden het desondanks, zij het hier en daar met moeite.

Van de biobouwers van het veen, veenmos, zijn er wel 20 soorten te vinden. Daarnaast zie je wollegras, veenpluis, kleine veenbes, zonnedauw. Elke plant heeft zijn eigen trucje om te overleven op de voedselarme grond. Zonnedauw heeft als bijvoeding de insecten en het blaasjeskruid vist extra voeding uit het water op Een veenmossoort verbleekt in de zon om zodoende de zonnestralen terug te kaatsen zonder te verschroeien.

De bossen en randen van het hoogveen trekken weer andere dieren. Denk hierbij aan de wasbeerhond, das, boommarter, wolf en otter.

We zouden eigenlijk supertrots moeten zijn dat de natuur zich zo kan aanpassen. Nu wij nog!

 

Dat alles op alles wordt gezet om dit unieke hoogveengebied te behouden, toonde Jacob aan met de diverse projecten welke er gaande zijn. Alles gericht op regeneratie, herstel en uitbreiding.

We blijven het volgen en zullen, dat is een feit, ooit ook trots zijn op ons Fochteloërveen. Het veen waar geen pijpenstrootje meer is en waar de bodem haar nieuwe verhaal vertelt.

 

Jet Hofstra

 

 

 

Deel deze pagina