Mus zit op een pot met bloemen, groene achtergrond.

De Huismus

Ooststellingwerf 21 november 2025

Huismus

 

Er vloog een kbv’je bij veel mensen het hart binnen. Dat kleine bruine vogeltje is een huismus, waarvan de naam meteen al zegt wat ie het liefst doet: bij huizen, mensen in de buurt zijn. Hij heet dan wel deftig Passer Domesticus, maar niemand noemt hem zo. Dat hoeft ook niet want huismussen zijn de bescheidenheid zelve.

René Oosterhuis is in de ban van dit zangvogeltje. Daarnaast is hij een gedreven onderzoeker.

Combineer je die twee, dan krijg je een inkijk in het leven van een huismus.

En daar vertelde hij over op deze donkere novemberavond, aan een verrassend volle zaal natuurliefhebbers.

 

Al sinds 2007 heeft de huismus een grote invloed op René’s leven. Naast zijn werk bij het Drents Landschap brengt hij het liefst zijn tijd door in de mussenkolonie. Maar ja, dat pikken die slimme vogeltjes niet. Na een paar keer weten ze heus wel dat “die man die daar verborgen zit” netten heeft opgehangen om hen te vangen. Daar trappen ze niet meer in. Jonge musjes weten het nog niet en vliegen ondoordacht de val binnen.

Wat René samen met andere vrijwilligers en studenten wil weten is het volgende:

Hoever vliegt de huismus?  Hoe oud wordt de huismus? Hoeveel jongen krijgt de huismus?

Voorwaar een lijstje waar je mee uit de voeten kunt.

Het onderzoek behelst vooral het vangen van de huismussen en vervolgens te ringen, meten en te wegen. Dat neemt slechts een klein minuutje mussentijd in beslag, dus voor ze het weten zijn ze weer vrij. Is dat dan niet lastig, die ringen? Want men koos ervoor om een metaalring met kenmerk en drie kleurringen te gebruiken. Het blijkt dat de vogels twee of drie dagen een beetje onwennig pikken aan die rare dingen, maar daarna is het klaar (hopen we dan maar).

De ringen in wisselende volgorde zorgen ervoor dat je de betreffende mus herkent en kunt registreren. Het onderzoeksgebied betrof vier plekken. Twee in een bewoonde omgeving (dorp, wijk), twee in op landelijke woonplekken.

 

De eerste vraag: hoever vliegen huismussen?  werd uiteindelijk beantwoord met het gegeven dat mussen binnen een kilometer van hun nestplek blijven. Een enkeling was wat verder weggevlogen, maar dat zijn uitzonderingen. Heb je bij mensen ook. Huismussen zijn dus behoorlijk aan hun plekje gehecht. Dat plekje is meestal in de buurt van mensen. Woonwijken,

winkelcentra, toeristische plekken, landelijk gebied, overal zie je musjes, maar niet in het bos. .

Hoe oud wordt een huismus? Een paar dingen zijn bekend. Jonge musjes herken je aan hun gele mondhoeken bij hun premature snaveltjes. Ze hebben allemaal dezelfde kleuren (lichtbruin/grijs) als hun moeder. Ze worden tussen april en juni geboren. In de periode augustus-september ruien de jonge musjes en krijgen ze hun mannenveren (zwarte, donkerbruine kleuren)) of vrouwenveren. De mussen zijn daarna klaar voor het mussenleven. Hun leeftijd is dan dus ongeveer een half jaar.  Vervolgens worden het aantal waarnemingen van deze geringde mussen de jaren erna geteld. Uiteindelijk bleek de oudste huismus in dit onderzoek 7 jaar te zijn geworden.

Veel mussen zijn een prooi voor predators, sneuvelen als raamslachtoffer of in het verkeer of worden ziek. Toch blijkt dat het aantal huismussen na een dieptepunt (halvering) in de jaren rond 1990 weer in aantal aan het groeien is.

De laatste vraag in René’s onderzoek was: Hoeveel jongen krijgt een huismus? Huismussen hebben zeker twee, maar ook vaak drie keer per jaar een nest met  van 3-6 jongen. Pa en ma zetten zich volledig in om de nesten groot te brengen. Ze verdelen hun taken, iedere neemt een paar jongen onder zijn/haar hoede. Het voedselaanbod in de omgeving bepaalt de aantallen. Is er minder voedsel dan komen er mindere jongen. Zijn er teveel mussen op een plek, dan verkassen ze even verderop. Jonge musjes kunnen nog geen zaden eten, dus krijgen ze insecten. Het is zo logisch allemaal!

 

Wat kunnen wij als medebewoners van het mussenterritorium doen om deze vogeltjes te ondersteunen in hun dagelijks leven? Als je weet dat er drie voorwaarden zijn, te weten: veiligheid, voedsel en voortplantingsmogelijkheden dan is meteen het kader voor ‘hulpverlening’ bekend. Strooi voer op een plek vlakbij schuilgelegenheid, zoals een heg, struiken, etc. Huismussen kunnen trouwens zelf uitstekend de veiligheid inschatten. Ze beloeren andere vogels, die gaan eten en daarna komen ze zelf. De kust is veilig!

Voedsel vinden de huismussen in struiken, planten (verse bloemblaadjes) en uitgebloeide bloemen (zaden) . Dus voldoende inheemse planten, besdragende struiken, composthopen en mierennesten die mogen blijven, geven genoeg voedsel.

Mussen maken zelf geen nest. Ze zoeken in dichte begroeiing een plekje waar ze een holletje maken wat geschikt is voor de voortplanting. Onder dakpannen, in nestkastjes (opening 34 mm) zijn ook favoriete plekken. Niet al te dicht bij elkaar. De huismus heeft een eigen territorium van een halve meter, daarbinnen wordt het gezin zwaar verdedigd. Een grotere nestkast met drie plekken (openingen) zal niet door drie paartjes worden gebruikt.

Er is veel plezier te beleven aan huismussen. En ze leven in groepen, dat maakt het extra aantrekkelijk om naar te kijken. Tel je bv een groep van 10 mussen, dan kun je deze met 4 vermenigvuldigen en weet je dat er gemiddeld zo’n 40 mussen je tuin gebruiken. Dat is toch een opsteker! Zo rekenen we ons rijk en helpen meteen de mussen én onszelf aan een waardevolle leefomgeving.

 

Jet Hofstra

 

 

 

 

 

Deel deze pagina