Bijzondere excursie Schaopedobbe, 10-08-2024
Er zijn excursies om in te lijsten en er zijn excursies om snel te vergeten. De laatste categorie is uiteraard onbekend bij IVN. De vlinders, libellen en sprinkhanen excursie in het prachtige gebied van it Fryske Gea: Schaopedobbe, was er één met een gouden lijstje. Schitterend weer, een dieppaars bloeiende heide en bij de 16 enthousiaste, bevlogen deelnemers een flink aantal deskundigen.
Dirk Haaijema (IVN) vertelde eerst waar de gebiedsnaam Schaopedobbe vandaan komt. Het was lang geleden de gewoonte om de schapen eerst te wassen alvorens hun vacht eraf geschoren werd. Daarvoor werd de plas water in dit gebied gebruikt en ontstond de naam Schaope(wasker)dobbe. De schapen zijn er niet meer. Een mobiele kudde schapen kwam zo nu en dan in het gebied om delen te begrazen. Speciaal daarvoor is een omheining in het terrein aangelegd om de schapen een veilige nacht te geven. Immers, wolven zijn in dit gebied geen onbekenden. Maar zo te zien is het stuk grond lange tijd niet gebruikt. Schapen worden er niet meer gewassen, de dobbe is nu een mooi duinmeertje geworden.
Duinmeertje?? Dat zit zo: het terrein kenmerkt zich door hoogteverschillen, heide, zandverstuivingen en bosgebieden. Op een hooggelegen plateau, berg zoals u wilt, is een meertje ontstaan. Het water blijft staan in dit ‘ fort’, met steile randen omdat er zich in de grond een ondoordringbare keileem laag bevindt. Het is een bijzondere gewaarwording dat je moet klimmen (er is zelfs een trapje aangelegd) om bij het meertje, de Schaope(wasker)dobbe, te komen.
Determineren, een ware kunst
Dat dit gebied veel verrassingen in zich heeft is dan ook niet verwonderlijk. Wij zochten deze keer naar de kleine diertjes in de natuur. Jan de Wit (IVN), sprinkhaan
deskundige bij uitstek, vertelde boeiend over deze springerige bewoners. Met een vangnet zwierde hij gracieus door heide en grassen en ving zo enkele sprinkhanen. Jan toonde ons hoe je ze moet vasthouden en gaf uitleg over de verschillende kenmerken. Het herkennen van de soorten valt niet mee. Verschillen kunnen te zien zijn aan vormen rondom het kopje, pootjes die aan het eind dikker zijn en zelfs aan de dooradering van de vleugels valt de soort te determineren. Dirk loodste ons in het leven van de libel. Ook daar zijn de verschillen soms minimaal. Zoals bij de soorten heidelibellen: wel een snortekening, geen snor, wel zwarte poten, nee, die niet, etc.
Het duizelde bijkans van de namen en bijzonderheden. En de vlinders, waar waren ze? Het valt niet meer te ontkennen dat de vlinderstand met een razend tempo achteruitgaat. Op de hele grote heide geen heideblauwtje te zien. De ene die we zagen bleek toch een boomblauwtje te zijn. Er waren wel hooibeestjes, bont zandoogje, citroenvlinder en zowaar een kleine vuurvlinder te zien. We waren blij met alles……Hoewel, een hoogtepunt was toch wel dat er tot drie keer toe een levendbarende hagedis werd gezien.
Meer verrassingen
Maar er is naast genoemde diersoorten ook allerlei moois te beleven tijdens zo’n wandeling. Zo vertelde Dirk ons bij een verhoogde rand langs een zandpad het verhaal van de mierenleeuwtjes. In het zand waren kleine kuiltjes te zien. Daaronder had de maker van die kuiltjes, de mierenleeuw, zich verscholen. Zodra er een mier door dat kuiltje zou lopen greep deze mierenleeuw zijn prooi en at de mier met huid en haar op. Een mierenleeuw is slechts een kleine larve, hij blijkt de uitvinder van de valkuil te zijn!
De vogels hadden een rustdag genomen, alleen een buizerd zweefde door de lucht en we zagen een boomleeuwerik wegvliegen. Maar de zon scheen en de Schaopedobbe lokte ons met het koele water. Jammer, geen zwemwater, nee dit is het domein van de natuur. Met onderweg prachtige blauwe gentiaanklokjes, kleine tijm, zandblauwtjes en een majestueuze jeneverbes.
Je kwam ogen en oren te kort. Een prachtige excursie in een kostbaar gebied.
Jet Hofstra

