Vogels

Vogel van het kwartaal: De appelvink

Geldrop 31 augustus 2025

De Appelvink (Coccothraustes coccothraustes)
Dit kwartaal besteden we aandacht aan de Appelvink. De betekenis van de wetenschappelijke naam is: pittenverbrijzelaar. De Appelvink behoort tot de familie (Coccothraustes coccothraustes), een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae).

Nederlandse volksnamen voor de Appelvink zijn onder andere kernbijter, dikbek en kierseknieper.

Met de krachtige snavel kunnen harde pitten worden gekraakt. Het favoriete voedsel van Appelvinken bestaat uit beukennootjes, bessen, pitten en zaden van verschillende kersensoorten en bomen als de Spaanse aak en haagbeuk. De zaden van de Spaanse aak zijn rijk aan olie en geven de Appelvinken veel energie. De zaden zijn bovendien eenvoudig te kraken en worden liefst gegeten als ze nog in de bomen hangen, maar Appelvinken zoeken ze ook tussen het gevallen blad op de grond. Regelmatig kunnen Appelvinken voedertafels met zonnebloempitten bezoeken, vooral in de winter en het voorjaar.

De Staat van Instandhouding van de Appelvink als broedvogel in Nederland is gunstig.

De Appelvink is een beschermde inheemse diersoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen zijn Appelvinken beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de Appelvink is in Nederland geregeld in de Wet natuurbescherming (in werking sinds 1 januari 2017).

Herkenning
De Appelvink is ongeveer 16,5 tot 18 cm groot en is daarmee beduidend groter dan de goudvink en bijna net zo groot als de spreeuw. Het is een grote compacte vink met een gewicht van 48 tot 62 gram. De Appelvink heeft een opvallend grote blauwachtige kegelvormige snavel in de zomer, en een lichtbeige snavel in de winter. Het verenkleed van de Appelvink is overwegend roestbruin en beigebruin, maar met zwarte, grijze en witte accenten. Brede witte vleugelstrepen, een korte staart waaraan een witte eindband zit en donkerbruine rug en vleugels.

Opvallend zijn de diepblauwe, gekrulde toppen van een deel van de slagpennen. Een juveniel heeft een bruinige schubtekening op kop en borst.

De soort heeft een teruggetrokken leefwijze en is schuw en waakzaam. Zit vaak verborgen hoog in bomen en is moeilijk te vinden. Heeft een onopvallend zacht geluid.

De vlucht is krachtig, snel en gewoonlijk hoog. Over de korte afstand heeft zijn vlucht een sterk golvend karakter. Als hij vliegt zijn er zowel boven als onder opvallende witte vlekken te zien.

Voorkomen
Aantal broedparen in Nederland: 16000-20.000 (2018-2020 Sovon).

De Appelvink heeft in Nederland een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Tussen 1973-1977 en 2013-2015 verdriedubbelde het aantal atlasblokken met broedgevallen. Meer dan de helft van de blokken is inmiddels bezet (Sovon 2018). Sinds 1990 nam het aantal broedparen met een factor 2,5 toe tot 16.000 20.000 in 2018-2020.

Aantallen en verspreiding namen het sterkst toe in de regio’s die voorheen niet of in lage dichtheden waren bezet, met name duinbossen, polderbossen in Laag-Nederland en, meer recent, loofbossen in Noord-Brabant. De hoogste dichtheden worden gehaald in gevarieerd oud loofbos of gemengd bos. Het is een standvogel. Het territorium bedraagt ongeveer driehonderd meter.

Broeden en nestelen
Broedt van begin mei tot midden augustus en heeft meestal één, maar soms twee legsels per jaar. Legsels bestaan meestal uit 5 eieren, soms 2-7. Broedduur 9-14 dagen. Hun nest, een groot nest van takjes, wortels en halmen gemaakt, bouwen ze hoog tegen de stam van bomen, in klimop, of in de ondiepe holte van een gevorkte tak.

De jongen zitten 10-14 dagen in het nest en worden door beide ouders gevoerd. Als ze uitvliegen blijven de jongen nog maximaal twee weken in de omgeving van het nest.

Buiten broedtijd
De Nederlandse Appelvinken overwinteren meestal in zwervende, kleine wintergroepen in eigen land. De doortrek van oostelijker vogels kan in sommige najaren aanzienlijk zijn, vooral in het zuidoosten van het land. De doortrek begint half september, is het sterkst tussen eind september en half oktober, en wordt beduidend minder in november.

In de winter concentreren veel Appelvinken zich in groepen op voedselrijke plekken, niet zelden binnen stedelijke bebouwing. De voorjaarstrek vindt plaats tussen half februari en half april.

Tekst en foto’s: Wil de Veer.

 

Ontdek meer over

Deel deze pagina