Waarom ‘minibossen’ opduiken in grote steden

Waarom ‘minibossen’ opduiken in grote steden

Tiny Forest 24 juni 2021

Gemeenschapsbossen ter grootte van een basketbalveld kunnen een enorm verschil maken. Ze bieden schaduw, trekken planten en dieren aan en slaan zelfs een beetje CO2 op.

Het is een warme middag in juni. In een bosje van olmen en wilgen kwettert een ekster. Over een blad kruipt een kever. Het bos, dat naast een achttien verdiepingen tellend gebouw en een spoorlijn ligt, is ongeveer zo groot als het nabijgelegen basketbalveld. Voordat het in 2018 werd aangeplant, was het een parkeerterrein.

Het bos op het Muziekplein is een van de zeven minibossen in Utrecht. Inmiddels zijn er 144 in heel Nederland. Volgens IVN Natuureducatie, de organisatie die het initiatief leidt, zullen dat er tegen het einde van dit jaar tweehonderd zijn.

Als lokaal antwoord op de grootschalige milieu-uitdagingen worden in Europa, India en andere landen bossen met inheemse bomen en een kleine voetafdruk aangelegd. Uit gegevens die in april zijn vrijgegeven, blijkt dat de bossen voor biodiversiteit zorgen. Zo trekken ze onder meer insecten en nieuwe plantensoorten aan. Hoewel zelfs voorstanders zeggen dat de bossen geen oplossing zijn voor de klimaatverandering, blijkt uit onderzoek dat deze stukjes natuur kunnen bijdragen tot de opslag van CO2 en steden kunnen helpen zich aan te passen aan de stijgende temperaturen.

Sinds de aanplant van het eerste zogeheten ‘Tiny Forest’ in 2015 is het concept populair geworden bij gemeenten en particuliere grondeigenaren in Nederland. Daan Bleichrodt lanceerde het Tiny Forest-initiatief van het IVN om de natuur toegankelijker te maken voor kinderen. Hij denkt dat de minibossen populair zijn omdat mensen zich meer bewust worden van de grote milieu-uitdagingen.

Bleichrodt: ‘We hebben een puinhoop gemaakt van de wereld. Veel mensen willen iets doen, maar weten niet hoe. Ze vragen zich af wat ze kunnen doen.’ De bossen kunnen in minder dan een jaar tijd worden aangeplant. ‘Het is een concrete manier om iets positiefs te doen als het gaat om klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit.’

De Miyawaki-methode

De projecten met een kleine voetafdruk zijn gebaseerd op het werk van de Japanse botanicus Akira Miyawaki. Die ontwikkelde begin jaren zeventig van de vorige eeuw een methode waarbij jonge inheemse soorten dicht bij elkaar worden geplant om snel bossen te laten groeien op aangetast land. Miyawaki heeft de vegetatie van Japan uitvoerig bestudeerd en gecatalogiseerd. Hij onderzocht de bossen in de buurt van potentiële Tiny Forest-locaties om een combinatie van de belangrijkste soorten te krijgen. ‘De aanplant moet voornamelijk bestaan uit bomen die op de betreffende locatie voorkomen en moet de wetten van het natuurlijke bos volgen,’ schreef hij in een essay uit 2006. Dat jaar ontving hij de Blue Planet Prize.

Miyawaki’s medewerker Kazue Fujiwara legt uit dat de jonge boompjes snel groeien doordat ze moeten wedijveren om licht. Volgens Fujiwara kan de methode overal worden toegepast, zelfs op percelen van slechts één meter breed. Alhoewel een minimum van drie meter volgens haar gemakkelijker is om verschillende soorten te planten. ‘Wanneer mensen een natuurlijk bos willen om het leven te beschermen, kunnen ze de Miyawaki-methode gebruiken.’

De methode werd populair dankzij Shubhendu Sharma. Die maakte kennis met Miyawaki’s bosbouwtechniek, toen de botanicus in 2009 een bos aanlegde bij de Toyota-fabriek in India waar Sharma als ingenieur werkzaam was.

Sharma raakte geïnspireerd door de snelle groei van het bos en startte een bedrijf om meer van dit soort bossen aan te leggen. Hij onderzocht de methode en probeerde deze uit in zijn eigen achtertuin. Hij beschreef zijn werkzaamheden in 2014 in een TED Talk en gaf zijn versie van de instructies vrij, zodat iedereen kon leren om zelf een inheems bosje aan te planten.

Het idee heeft sindsdien wereldwijd aan populariteit gewonnen. Afforestt, het bedrijf van Sharma, heeft geholpen met de aanplant van bossen in 44 steden. Organisaties zijn bezig met de aanplant van soortgelijke bossen in België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Steden in Azië omarmen stadsbossen in de stijl van Miyawaki. Politici in Pakistan en India hebben ambities geformuleerd om er nog veel meer aan te planten. In februari werden door de Pakistaanse premier Imran Khan plannen aangekondigd voor de aanleg van vijftig Miyawaki-bossen in Lahore. In Chennai in India is het streven om er duizend te planten.

Groei Tiny Forest

Een bos creëren

Onder leiding van Sharma plantte het IVN in 2015 het eerste Nederlandse Tiny Forest in Zaanstad. Daarnaast bracht het instituut een eigen handboek uit. Elk bos begint met een inventarisatie van de bomen in de omgeving om te bepalen wat de natuurlijke soorten van het gebied zijn. Typisch Nederlandse boomsoorten zijn onder meer de beuk, eik en berk. In bossen groeien ook lagere soorten, zoals de Gelderse roos en de hazelaar. Volgens Bleichrodt bestaat een minibos doorgaans uit twintig tot veertig verschillende boom- en struiksoorten. Per vierkante meter worden drie jonge boompjes geplant.

De openbare projecten die het IVN samen met een plaatselijke school, leden van de gemeenschap en de gemeente uitvoert, beslaan gewoonlijk een oppervlak van tweehonderd tot 250 vierkante meter. Dat is ongeveer de grootte van een tennisbaan. De bossen kunnen elke vorm hebben, maar volgens de instructies van het IVN moeten ze ten minste vier meter breed zijn. Het IVN en de gemeenten delen de totale kosten die volgens Bleichrodt gemiddeld 20.000 tot 22.000 euro bedragen. Dit is inclusief de opleiding van docenten om in het bos les te geven.

Particuliere grondeigenaren kunnen kleinere percelen aanplanten voor lagere kosten van minder dan 3000 euro. Bleichrodt vertelt dat er momenteel ongeveer zestig achtertuinbossen zijn in Nederland. Voor liefhebbers met beperkte ruimte lanceerde het IVN in 2019 Tuiny Forest (let op de woordgrap). Dit pakket kan via internet worden besteld voor 124,95 euro en is geschikt voor slechts zes vierkante meter.

Jeroen Schenkels, senior adviseur van het meerjaren groenprogramma van de gemeente Utrecht, ziet de minibossen als natuurlijke oplossingen om de stad koeler te houden tijdens hittegolven en water beter vast te houden. Maar een van de grootste waarden is het sociale aspect.

Schenkels: ‘Een van de belangrijkste kenmerken is dat je mensen de kans geeft om betrokken te zijn bij natuur in de buurt.’

Biodiversiteitsimpuls

Gegevens die onderzoekers van de Universiteit van Wageningen in april bekendmaakten, tonen aan dat de bossen onderdak bieden aan allerlei dieren- en plantensoorten. In de elf bestudeerde Tiny Forests hebben vrijwilligers 636 diersoorten waargenomen. Naast de oorspronkelijke soorten die op de percelen waren geplant, identificeerden ze ook 298 andere plantensoorten. Bleichrodt vertelt dat woekerend onkruid af en toe wordt uitgedund tijdens het onderhoud van de bossen, maar dat nieuwe plantensoorten, zoals wilde bloemen die opduiken, verder alle kans krijgen om te groeien.

Suzanne Valkman, hoofd Bossen bij het Wereld Natuur Fonds-Nederland, gaf aan verbaasd te zijn over het totale aantal soorten dat was geïdentificeerd.

‘Dat had ik niet verwacht,’ aldus Valkman. ‘Ik denk dat het laat zien hoe succesvol het is en hoe goed het is om die verschillende bomen te planten.’

Volgens een WNF-rapport uit 2020 zijn wilde populaties in Nederland de afgelopen drie decennia met de helft afgenomen. Vooral vlinders, vogels en reptielensoorten zijn zwaar getroffen. Valkman zei dat de gegevens over Tiny Forest aantonen dat de kleine projecten de biodiversiteit in steden kunnen stimuleren.

Tussen 2018 en 2020 hebben vrijwilligers alleen al in het Muziekpleinbos in Utrecht veertig verschillende plant- en diergroepen waargenomen, waaronder bijen, slakken, spinnen en regenwormen, en in totaal 121 diersoorten. Dat blijkt uit de onlangs vrijgegeven gegevens.

Fabrice Ottburg van de Wageningen Universiteit leidt de onderzoeken naar de Nederlandse Tiny Forests. Hij geeft aan dat de bossen bepalend kunnen zijn in een bredere strategie om meer groene ruimten in stedelijke gebieden te introduceren.

Ottburg wordt vaak gevraagd of hij zeldzame soorten in de bossen aantreft, wat in stedelijke gebieden zeer onwaarschijnlijk is. Maar de aanwezigheid van veelvoorkomende soorten is belangrijk.

‘De gewone soorten, zoals kevers en bijen, maken het bijzonder en zorgen dat ik enthousiast word. Zij vormen namelijk een belangrijke schakel in de voedselketen.’

CO2 en klimaatverandering

Uit voorlopige gegevens over de opslag van CO2 blijkt dat de Tiny Forest-methode op gelijke voet staat met andere vormen van herbebossing in Nederland. Wageningse onderzoekers stelden vast dat elk bos in 2020 gemiddeld ongeveer 127,5 kilo CO2 geeft opgeslagen. Dat komt overeen met het percentage dat onderzoekers hebben waargenomen voor andere bossen in Nederland die minder dan tien jaar oud zijn. De resultaten zijn gecorrigeerd voor de kleinere schaal.

Uit het onderzoek blijkt dat de CO2-opslag per minibos verschilt. Een van de oudste, een bos van 245,7 vierkante meter in Zaanstad, heeft in 2020 volgens het onderzoek 631,2 kilo opgeslagen. Een van de jongste bossen daarentegen, een bos van 231,6 vierkante meter dat in 2018 in Almere werd aangeplant, heeft slechts 4,3 kilo opgeslagen. De onderzoekers schreven dat vandalisme waarschijnlijk ook heeft bijgedragen. Er waren namelijk bomen gebroken.

Op basis van ander onderzoek, waaronder de opslagpercentages van dezelfde boomsoorten op andere locaties, voorspellen de onderzoekers volgens Ottburg dat een gemiddeld bos van 250 vierkante meter uiteindelijk 250 kilo CO2 per jaar zal opslaan. Dat is vergelijkbaar met het gemiddelde percentage voor Nederlandse bossen van tien tot vijftig jaar oud. En het komt neer op ongeveer 227,5 kilo per jaar voor een gebied dat vergelijkbaar is met een Tiny Forest.

Bleichrodt zegt dat het interessant is om te weten hoeveel CO2 de bossen opslaan, maar dat kleine groepen bomen alleen de klimaatverandering niet zullen oplossen. Dat kan uitsluitend door de uitstoot terug te dringen. Bleichrodt: ‘Het hoofddoel van het project is kinderen en volwassenen in contact te brengen met de natuur. Het is geweldig dat de bomen CO2 opslaan, maar daar gaan we geen streefcijfer voor vaststellen.’

Cécile Girardin van het Nature-Based Solutions Initiative van de Universiteit van Oxford, heeft onlangs een bevinding gepubliceerd waaruit blijkt dat grootschalige, op de natuur gebaseerde oplossingen bij wereldwijde toepassing kunnen bijdragen tot een afname van de opwarming met 0,1 graad Celsius. In dat scenario is uitgegaan van een piekopwarming van 1,5 °C in 2055. Hoewel natuurlijke oplossingen een impact kunnen hebben, kunnen ze volgens haar niet in de plaats komen van het CO2-vrij maken van de economie.

In plaats van de CO2-opslag door de minibossen te meten, is het beter om effecten zoals afkoeling, waterregulering en biodiversiteit in steden te meten.

Het gebruik van inheemse soorten die aan de plaatselijke omgeving zijn aangepast, helpt bij het creëren van ecosystemen die in de loop van de tijd kunnen overleven. Girardin waarschuwt dat een natuurlijke weide of een hulpbron, zoals een gemeenschappelijke tuin, waar mensen van afhankelijk zijn niet moeten worden verwijderd om een bos aan te planten.

Ook, zo zegt ze, moeten de projecten niet beperkt blijven tot bossen als het gebied bijvoorbeeld van nature een grasland zou zijn. Ze stelt voor om in plaats van een ‘minibos’ van ‘kleine ecosystemen’ te spreken.

Meer onderzoek en afstemming

Fujiwara, die met Miyawaki heeft samengewerkt, zei dat sommige bossen die in India en Nederland zijn aangeplant niet echt de methode van Miyawaki om natuurlijke bossen te creëren volgen. Dat komt door de selectie van soorten. Soms zijn snelgroeiende soorten zoals de wilg of els gebruikt. In andere bossen zijn weer te veel verschillende soorten aangeplant. Het kiezen van de juiste planten is belangrijk voor het creëren van een stabiel, natuurlijk bos.

Sharma erkende dat Afforestt bossen heeft aangeplant zonder de natuurlijke soorten in kaart te brengen. Nadat Fujiwara in 2016 zijn bezorgdheid uitte, paste Afforestt zijn aanpak aan en kreeg het bosonderzoek prioriteit. Er wordt nog elke dag bijgeleerd, aldus Sharma. Het bedrijf is bezig met de oprichting van een instituut om aspirant-bosbouwers te onderrichten.

Ook Bleichrodt is op de hoogte van Fujiwara’s bezorgdheid. Fujiwara wil de gebruikers van de Miyawaki-methode uitnodigen om in Japan meer over het proces te leren.

Ondertussen blijft de populariteit van miniatuurbossen toenemen.

In maart 2020 werd in het Verenigd Koninkrijk het eerste minibos geplant. Victor Beumer, een ecoloog die het programma voor Earthwatch leidt, vertelde dat de organisatie vrijwilligers wil opleiden om gegevens te verzamelen, onder meer over biodiversiteit en de opslag van CO2. Zodoende kunnen de milieueffecten van de bossen in de loop van de tijd worden vastgelegd.

Er zijn inmiddels zeventien minibossen in het Verenigd Koninkrijk en volgens Beumer zullen er in het komende jaar nog 21 worden aangeplant.

Bleichrodt hoopt tegen 2026 in elk land van de Europese Unie een bos met een kleine voetafdruk te zien.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com

Door Elizabeth Hewitt
Gepubliceerd 24 juni 2021

Deel deze pagina