‘Al die kleine insecten houden de wereld draaiende’ Insecten en bodemdieren

‘Al die kleine insecten houden de wereld draaiende’

Met zijn onderzoek naar de dramatische achteruitgang van de insectenstand haalde Caspar Hallmann het wereldnieuws. Ondanks zijn schokkende bevindingen ziet hij ook lichtpuntjes. ‘We kunnen insecten redden, maar dan moeten we wel nu in actie komen.’

‘Al die kleine insecten houden de wereld draaiende’

‘Kijk, een blauwborst!’ ‘Hee, een houtsnip!’ ‘Hoor je dat?, dat is de ijsvogel.’ Ecoloog Caspar Hallmann doet weliswaar onderzoek naar insecten, maar voor wie met hem op pad gaat, is meteen duidelijk dat vogels zijn eerste liefde zijn. Regelmatig grijpt hij zijn verrekijker als hij vogelzang hoort. ‘Ik ben al van kinds af aan een fanatieke vogelaar. Insecten zag ik altijd meer als vogelvoer’, grapt hij. We lopen in de Ooijse Graaf, een deel van de Ooijpolder. Het is het plot waar hij voor SOVON Vogelonderzoek Nederland al sinds 2007 broedvogels telt. Hij wijst naar een waterpartij. ‘Dat is een strang, een oude nevengeul van de Waal. Tot aan het eind daarvan loopt mijn telgebied. Wie weet hebben we geluk vandaag want er zijn hier otters en bevers gezien.’ Net als de otters en bevers zullen zich op deze winterse dag maar weinig insecten laten zien. Hallmann: ‘Maar als je hier in het voorjaar komt, gonst het van de kokerjuffers, wantsen, zweefvliegen, noem maar op.’ Door zijn onderzoek naar vogels kwam Hallmann bij insecten uit.

In 2014 verscheen een artikel van hem in het toonaangevende wetenschapsblad Nature waarin hij de achteruitgang in de stand van insectenetende zangvogels als de veldleeuwerik, de boerenzwaluw en de gele kwikstaart kon linken aan pesticiden als neonicotinoïden. ‘Daarvoor kon ik gegevens koppelen van SOVON aan data van de waterschappen over vervuiling van het oppervlaktewater. Uit eerder onderzoek van de Universiteit Utrecht was namelijk al gebleken dat in met pesticiden vervuild oppervlaktewater minder insecten zitten.’ Om meer te weten te komen over de insectenstand gingen Hallmann en zijn collega-onderzoekers verder op onderzoek uit. ‘We kwamen al snel uit in het Duitse Krefeld, een gebied hier vlak over de grens dat qua landschap vergelijkbaar is met Nederland. Een groep entomologen, insectenwetenschappers, doet daar al sinds 1900 onderzoek naar de biodiversiteit van insecten met behulp van zogenoemde malaisevallen. Met die gegevens konden we een trend achterhalen. We ontdekten dat het totale gewicht van al het vliegende grut met driekwart was afgenomen sinds het eind van de jaren tachtig. Toen brak de hel los.’

Het onderzoek haalde het wereldnieuws. Was je zelf geschrokken van de uitkomst?
‘Ja, het was natuurlijk een schrikbarende achteruitgang. Het onderzoek leidde al snel tot meer vragen. Voor het onderzoek hadden we het gewicht gebruikt van alle gevangen soorten, dan weet je nog niets over het aantal soorten. Het kan natuurlijk zijn dat er flink wat dikke hommels tussen zaten die extra gewicht in de schaal leggen. Daarom hebben we vervolgonderzoeken gedaan, ook met Nederlandse gegevens onder andere uit natuurgebied de Kaaistoep bij Tilburg en het Dwingelderveld in Drenthe. Daaruit konden we concluderen dat voor Nederland min of meer hetzelfde verhaal geldt. De Vlinderstichting kon onze bevindingen ook beamen. Het blijkt dat niet alleen zeldzame soorten achteruitgaan, maar ook algemene dieren zoals de zweefvlieg.’

Hoe verklaar je die achteruitgang?
‘Ik denk dat de landbouw daarin een grote rol speelt. Er zijn ook onderzoeken gedaan in Spanje in gebieden die ver van landbouwpercelen afliggen. Daar is helemaal geen sprake van afname van het aantal insecten. Duitsland en Nederland hebben weliswaar beschermde natuurgebieden, maar ze zijn omringd door een zee van landbouw. Maar om meer te weten over de achteruitgang van insecten moeten we nog echt meer onderzoek doen. Van insecten weten we nog maar bar weinig. We weten het een en ander over vlinders en bijen, maar daarna houdt het al heel snel op. Terwijl als je het over biodiversiteit hebt dan heb je het alleen al in Nederland over, voor zover we weten, zo’n 20.000 insectensoorten. Vele malen meer dan de vogel- en plantensoorten. Er is een dikke kans dat soorten verdwijnen voordat we ze leren kennen.’

Zijn de effecten van de achteruitgang van insecten al merkbaar?
‘In de bestuiving zijn de gevolgen al merkbaar. Er is een parallelle afname in de planten die bestoven worden door insecten en hun bestuivers. Vooral planten die afhankelijk zijn van specialistische bestuivers, zoals de blauwe knoop, zijn afgenomen. Over de hele linie zien we nog geen grote afname van het aantal vogels. Er zijn allerlei mechanismes die dat kunnen verklaren. Door de afname van het aantal insecten zijn veel trekvogels misschien niet sterk genoeg om de reis naar Afrika te redden. Maar daardoor komen er minder vogels in de Sahara aan en is de competitie daar minder groot waardoor er geen populatieafname is.’

Toch zie je ook lichtpuntjes.
Met de waterinsecten gaat het slecht. Hun aantal is gehalveerd, maar er is een licht herstel in de diversiteit van de soorten. En dat is een op een te relateren aan minder stikstof en minder pesticiden. Dat is hoopgevend. Insecten kunnen terugkeren, ze planten zich snel voort, één vlinder kan al honderden eitjes leggen. Maar dan moeten we ze wel een duwtje in de rug geven. En we moeten snel zijn. Er is geen ecosysteem denkbaar zonder insecten, als we die kwijt zijn dan werkt het gewoon niet meer. Van de afbraak van dood materiaal tot bestuiving. Die kleine insecten houden de wereld draaiende. Daarom hebben wetenschappers een roadmap voor het herstel van insecten opgesteld.’

Wat staat er in dat stappenplan voor het herstel van insecten?
Naast bestrijdingsmiddelen zijn er nog meer factoren die een rol spelen bij de afname van insecten. Verlies aan habitat en de fragmentatie van de leefgebieden bijvoorbeeld. Maar ook te veel stikstof en licht kunnen problematisch zijn voor insecten. Nachtvlinders en motjes zijn bijvoorbeeld erg gevoelig voor lichtvervuiling. Om het tij te kunnen keren, is het belangrijk om meer afwisseling in landbouwgebieden aan te brengen. Zorg voor de afname van licht- water- en geluidsvervuiling. Faseer pesticiden uit en vervang ze met ecologische middelen. Bescherm de natuur beter, met inbegrip van insecten. Om te beginnen de meest kwetsbare soorten. Eenmaal uitgestorven ben je die kwijt, terwijl generalisten kunnen terugveren. Daarnaast zijn natuureducatie en citizen science onmisbaar, zo betrek je burgers bij onderzoek en bescherming. Samenwerking is sowieso belangrijk. Natuurbeschermers, wetenschappers, boeren, consumenten, supermarkten en banken, iedereen moet meedoen.’

Kunnen IVN’ers helpen bij het in kaart brengen en behouden van de insectenstand?
‘Zeker. Er zijn veel meer gegevens nodig over waar, hoeveel en wanneer er insecten zijn. IVN’ers kunnen misschien vallen uitzetten en gaan meten. Ik weet dat IVN-leden ook onderzoek doen naar het leven in het water. Dat is waardevol voor ons onderzoekers. Ook natuureducatie is belangrijk. Ga vooral door met het geven van voorlichting over het belang van insecten.’

En wat kan ik thuis doen?
‘Je kunt in ieder geval voor biologische producten kiezen. Minder vlees eten helpt ook. Zet geen exoot op je balkon, maar juist een inheemse plant. Knutsel een insectenhotelletje en haal die tegels uit je tuin. En stem op een groene partij.’

Hoe is jouw liefde voor de natuur eigenlijk ontstaan?
‘Ik ben geboren en getogen in een klein dorpje in Griekenland, aan de voet van het Olympusgebergte. Een prachtig afwisselend landschap. Mijn Nederlandse ouders waren daarheen verhuisd omdat mijn vader daar de roofvogelstand wilde bestuderen en beschermen. Ik heb nog een foto uit mijn jeugd van de lucht boven ons huis. Op de foto zie je de lammergier, de vale gier, de monniksgier en de aasgier. Alle giersoorten van Europa vlogen daar toen nog. Nu vliegt er niet een meer. En van de zes arendsoorten is er nog maar één over. Vaak mocht ik met mijn vader mee om onderzoek te doen. Soms bleven we weken weg, dan kampeerden we midden in de vrije natuur. De Griekse school deed daar niet zo moeilijk over. Terecht, ik heb in de natuur dingen geleerd die ik op school nooit had kunnen leren.’

5x Caspar Hallmann

Favoriete natuurgebied?
‘Het Olympus-gebergte in Griekenland’

Wat is je meest bijzondere natuurervaring?
‘Ik heb ooit twee keizersarenden gezien die in de lucht de prooi afpakten van een arendbuizerd.’

Wat wil je nog zien of doen?
‘Ik heb in Pakistan ooit een Brahmaanse wouw gezien, die zou ik nog wel een keer willen zien zodat ik hem kan fotograferen.’

Wat moet elk kind voor zijn 10de gedaan hebben?
‘Door een verrekijker kijken.’

Wat voor dier of plant zou jij zijn en waarom?
‘Ik zou wel een arend willen zijn. Het moment waarop ze zich van een klif naar beneden laten vallen en dan hun vleugels uitslaan, lijkt me machtig om te voelen.’

Over Caspar

CV van Caspar Hallmann (1983) studeerde tropische bosbouw aan de Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp. Vervolgens deed hij een master bos- en natuurbeheer aan de Wageningen Universiteit. Voor zijn onderzoek verbleef hij onder andere in Kenia, Belize en Pakistan. Momenteel werkt hij aan de Radboud Universiteit in Nijmegen waar hij promoveerde op de afname van vogels en insecten.

Tekst: Marianne Wilschut
Beeld: August Swietkowiak

Mens & Natuur magazine

magazine

Dit artikel verscheen eerder in de lente-editie van Mens & Natuur magazine 2022. Wil je ook het Mens & Natuur Magazine ontvangen?

Voor € 25 per jaar ben je al lid van IVN, ontvang je naast 4x per jaar ons magazine en kun je gratis of met korting deelnemen aan onze activiteiten, cursussen en workshops.

Ja, ik word lid

Ontdek meer over

Deel deze pagina