Buurt vergroenen

Bedrijventerreinen werken ook voor natuur

Werklandschappen van de Toekomst 5 januari 2024

Je zou het niet zeggen, maar bedrijventerreinen bieden enorme kansen voor de natuur. IVN is deel van een brede coalitie om bedrijventerreinen te vergroenen. Daarbij gaat het net zo veel om economische winst als om natuurbescherming.  

‘De nu nog desolate bedrijventerreinen kunnen geweldige groene parken worden’ 

Begin over bedrijventerreinen en er zullen maar weinig mensen aan natuur denken. Je ziet een industrieterrein voor je, met pijpleidingen en schoorstenen van fabrieken. Of een kantorenpark met spiegelend glas, misschien opslagloodsen en distributiecentra, of de blokkendozen van datacentra. Het Nederland dat je vooral vanaf de snelweg ziet en waarvoor het predicaat ‘troosteloos’ lijkt te zijn uitgevonden. 

Toch zijn het juist bedrijventerreinen waar enorme kansen liggen voor de natuur. Reden voor IVN om het programma Werklandschappen van de Toekomst te starten, een brede coalitie van bedrijven, overheden, onderzoekers en natuurbeschermingsorganisaties die de bedrijventerreinen in Nederland willen vergroenen. ‘Die kansen zien wij ten eerste in de pure hoeveelheid vierkante meters van bedrijventerreinen’, legt IVN-programmacoördinator Daphne Teeling uit. ‘Nederland telt een kleine 4.000 bedrijventerreinen, die samen zo’n 10 procent van het bebouwde oppervlak vormen. In totaal ongeveer 100.000 hectare, meer dan Natuurmonumenten aan natuurgebied heeft.’ 

Volgens het ministerie van Economische Zaken en Klimaat zal er in 2030 zelfs behoefte zijn aan zo’n 700.000 hectare aan bedrijventerrein. Daarnaast grenzen veel bedrijventerreinen aan Natura 2000-gebied, waarmee ze een ecologische stapsteen kunnen vormen tussen natuurgebieden en de al groenere woonwijken. Teeling: ‘Stel je eens voor wat de impact kan zijn als we deze bedrijventerreinen ook voor de natuur laten werken!’ 

‘Groene bedrijventerreinen zorgen voor minder ziekteverzuim, minder wateroverlast en minder hittestress’

Harde cijfers 

Het vergroenen van bedrijventerreinen levert een leefplek op voor vogels, insecten en andere dieren en draagt daarmee bij aan herstel van biodiversiteit. Teeling: ‘Bijvoorbeeld door tegels weg te halen en daar planten voor in de plaats te zetten. Denk ook aan beplanting van daken en gevels. Kies voor plantensoorten die hier van nature voorkomen en passen bij het landschap en het lokale ecosysteem.’  

Maar er zijn nog veel meer voordelen. ‘Groene bedrijventerreinen zijn klimaatbestendig: planten en bomen zorgen voor minder hittestress en een betere waterhuishouding en wateropvang. Bovendien is al talloze keren aangetoond dat een groene en natuurlijke omgeving positieve effecten heeft op de lichamelijke en mentale gezondheid van mensen die daar werken.’ Bedrijven hebben daar uiteraard oren naar. ‘Het betekent minder ziekteverzuim, minder wateroverlast en minder verlies van productiedagen door bijvoorbeeld hitte.’  

Daarmee gaat het vergroenen van bedrijventerreinen net zoveel om economische winst als om natuurbescherming. Dat blijkt ook wel uit de subsidie van 26 miljoen euro die het programma krijgt uit het Nationaal Groeifonds. Met dat fonds wil de regering het ‘duurzame verdienvermogen’ van Nederland stimuleren. ‘Toen we die aanvraag deden, moesten we met harde cijfers komen en aantonen dat we waarde creëren voor heel Nederland. We werden doorgezaagd door economen van de grote banken.  

Veel “economischer” wordt het niet. Ik ben er heel trots op dat ons dit gelukt is, want het is niet direct de arena waarin natuurbeschermers van huis uit het gemakkelijkst opereren.’ 

Werkplaats en etalage 

Met de subsidie van het Groeifonds gaat het programma eind 2023 na jaren voorbereiding officieel van start. Tussen het grote aantal betrokken partijen (naast overheden en ondernemers bijvoorbeeld ook adviesbureaus, onderwijsinstellingen, de Vogelbescherming en Wageningen University & Research) wordt het voor IVN zoeken naar haar rol, denkt Teeling. ‘Het is een experimentele beweging, we zijn allemaal aan het onderzoeken en leren. We komen als IVN niet even vertellen hoe het moet.’ 

Experimenteren zal onder meer gebeuren in ‘Living Labs’. ‘We zoeken vier terreinen die we als testlocatie kunnen gebruiken. Om te leren hoe we het kunnen aanpakken, waar we tegenaan lopen, welke regelgeving een mogelijk knelpunt is en welke vaardigheden je nodig hebt om bijvoorbeeld een wadi aan te leggen. We nemen de tijd en ruimte om te experimenteren en het mag ook best een keertje misgaan.’ 

Daarnaast komen er ambassadeursterreinen om te laten zien hoe groene bedrijventerreinen kunnen uitpakken en wat het betekent voor mens en natuur. ‘De Living Labs zijn de werkplaats, de ambassadeursterreinen de etalage’, zegt Teeling. ‘Daarmee willen we vooral laten zien dat het kán. En andere bedrijven inspireren om mee te doen aan deze ontwikkeling.’ 

Natuurlijk zijn er ook bedrijven die nog de kat uit de boom kijken. ‘Ik vergelijk het weleens met onze initiatieven rond buitenlokalen en het vergroenen van schoolpleinen. Daar vroegen leerkrachten zich ook af of ze er niet heel veel werk bij zouden krijgen, bovenop hun toch al drukke bezigheden. De schoolleiding was bezorgd over de kosten, ouders vroegen zich af of het wel veilig zou zijn en of hun kinderen niet onder de modder zouden thuiskomen. Daar hebben we goed naar geluisterd: wat is de behoefte die erachter ligt en hoe kunnen we daaraan tegemoet komen? Daar moesten we ook eerst het perspectief schetsen voordat de bezwaren verdwenen. Bij bedrijventerreinen is dat niet anders.’ 

Het nieuwe normaal 

Het programma Werklandschappen van de Toekomst heeft een looptijd van negen jaar. In die tijd moet er een nieuwe norm voor bedrijventerreinen gecreëerd zijn. ‘In plaats van de desolate plekken die het nu nog vaak zijn, kunnen het geweldige groene parken worden waarin je ook gewoon een wandeling zou willen maken’, zegt Teeling. ‘Dat kan het nieuwe normaal worden. We mikken daarom ook echt op wat je een systeemcorrectie kan noemen. In het verleden heeft IVN al hier en daar een kavel onder handen genomen of meegedacht over vergroening, maar met het huidige programma heb je het over een compleet andere schaal. En over een nieuwe manier van denken in de inrichting van onze omgeving.’ Feitelijk betekent het een draai van 180 graden in wat bedrijventerreinen zijn. ‘Met het beeld dat de beweging voor ogen heeft, is de term bedrijventerreinen eigenlijk niet meer geschikt. Daarom hebben we het over werklandschappen van de toekomst.’ 

Het ideaalbeeld van groene werklandschappen waar vogels fluiten, planten floreren en medewerkers komen picknicken, raakt direct aan de missie van IVN om mens en natuur weer met elkaar in verbinding te brengen. Teeling: ‘Bedenk eens hoeveel tijd van ons wakkere leven we besteden aan ons werk en doorbrengen op onze werkplek. 30 procent van de banen in Nederland is op een of andere manier verbonden aan een bedrijventerrein. Als dat nu plekken worden waar ook natuur is, maken we een enorme sprong in ons natuurcontact.’ 

Dat zou, naast alle biodiversiteitsherstel en klimaatbestendigheid, misschien wel de grootste winst van het programma kunnen zijn. 

Vergroenende vrijwilligers 

Ook IVN-vrijwilligers en afdelingen kunnen meedoen met Werklandschappen van de Toekomst. Eind vorig jaar kwam al een eerste groep vrijwilligers bij elkaar om ervaringen en ideeën uit te wisselen. IVN Zuid-Holland zoekt IVN’ers die mee willen denken over een vergroeningsconcept om parkeerplaatsen op bedrijventerreinen te transformeren tot ‘groene parels’, zie: ivn.nl/zuid-holland. Wil je aan de slag? Op werklandschappen.nl staat een Handboek Co-creatie op Bedrijventerreinen met concrete tips en tools. 

‘Verdiep je in wat bedrijven willen, anders gaat de deur niet open’ 

IVN Valkenswaard-Waalre zweert bij samenwerking als het gaat om het vergroenen van bedrijventerreinen. Bijvoorbeeld rond Eindhoven Airport. Dat opereert zonder natuurvergunning, weet Ben Putman, actief bij de IVN-afdeling. ‘Een natuurvergunning is nodig als je bedrijfsactiviteiten impact kunnen hebben op de natuur.’ Wie denkt dat Putman nu in het geweer komt tegen het vliegveld, heeft het mis. Hij denkt en praat juist mee in het vergunningstraject. ‘Je moet je als IVN dienstbaar maken in zo’n proces. Een natuurvergunning wordt vaak verleend onder allerlei voorwaarden, zoals vergroenen, een herplantingsplicht of andere maatregelen voor natuur en duurzaamheid. Daarin kan een club als IVN veel waarde toevoegen.’ 

Een goede relatie met het bedrijfsleven kan na het vergroenen van een bedrijventerrein tot verdere samenwerking leiden. Zo was Putman betrokken bij de oprichting van het Platform Biodiversiteits Herstel. ‘Daar zitten veel bedrijven in en ook de provincie Brabant. IVN’ers en andere natuurbeschermers zijn al overtuigd natuurlijk, maar het is belangrijk om ook groepen te betrekken die van huis uit minder groen zijn, zoals bedrijven.’ 

Zo worden naast buurtbewoners en scoutinggroepen ook bedrijven uitgenodigd op de natuurwerkdagen van IVN ValkenswaardWaalre. ‘Mensen werken een ochtend in de natuur en vragen op een gegeven moment altijd wel: “wat is dat voor plantje?” En daar begint je verhaal. Je laat eigenlijk de natuur zelf de bedrijven overtuigen.’ 

Essentieel daarbij is dat je je verdiept in wat bedrijven willen, zegt Putman. ‘Zorg dat je weet wat hun belangen en problemen zijn, en formuleer een duidelijke opbrengst voor ze. Bijvoorbeeld lagere kosten, omdat groen minder kost dan betegelen. Of een lager ziekteverzuim, omdat medewerkers in een fijne groene omgeving werken. Of minder hittestress en een betere waterhuishouding op het terrein. Je moet het slim insteken. Doe je dat niet, dan kom je met je natuurverhaal in hun ogen alleen maar met extra werk aanzetten en dan blijft de deur dicht.’ 

‘Dieren zijn óók stakeholders’ 

Zeggen dat Corinne Kalisvaart óp Schiphol woont, dat is overdreven. Maar het scheelt niet veel. Ze woont op een boerderij met paarden en schapen aan de Rijnlanderweg, dat hoort bij Hoofddorp, maar praktisch aan het eind van de Kaagbaan ligt. Dat betekent elke minuut een vliegtuig dat overkomt, maar ook: veel natuur in de polders. Kalisvaart houdt het allemaal bij op faunahaarlemmermeer.nl. ‘Hermelijn, bunzing, marters – noem maar op. Laatst kwam ik erachter dat we zelfs een hol met twee volwassen vossen en vier welpjes op ons erf hebben! En vogels natuurlijk, waaronder ransuil, kerkuil, boomvalk, leeuweriken. Ze zijn gewend aan drukte en licht, dus ze laten zich vaak goed zien. Het is hier voor vogelspotters net zo interessant als voor vliegtuigspotters.’  

Het gebied wordt ontwikkeld tot bedrijventerrein onder de naam Schiphol Trade Park. ‘De ontwikkelaars zagen het als blanco gebied, waar niemand woont. Maar het gebied is rijk aan fauna en flora. Naar een inspraakmoment nam ik foto’s mee van de dieren die hier leven. Die heb ik ook namen gegeven: Sniper de Ransuil, Bart Buizerd en Lorenzo Lepelaar. Zo krijgen de dieren een gezicht en gaan mensen inzien dat ze óók stakeholders zijn.’  

Kalisvaart nam ook wethouders en landschapsarchitecten mee het veld in, op safari rond Schiphol. ‘Ik geef ze allemaal een verrekijker en dan hoor je al snel “oh kijk, een havik!”’ Ook zette zij zich in voor een ambitieuze, natuurpositieve ecologische visie rond de ontwikkelplannen. Haar inspanningen hebben resultaat: Schiphol Trade Park wil inmiddels het groenste businesspark van Europa worden en heeft al certificaten verworven die zo’n status onderstrepen. 

‘De gebouwen krijgen groene muren met beplanting en er komen natuurvriendelijke oevers en ecologisch bermbeheer. En de bedrijven kiezen bijvoorbeeld niet voor een exotische siertuin, maar voor een inrichting die aansluit op de lokale flora.’ Kalisvaart is blij met die uitkomst. ‘Ik werd ooit door een wethouder “dat mussenvrouwtje” genoemd, maar nu zijn ze weer blij met me. Het belangrijkste is dat we gaan inzien dat natuur niet ergens ver weg achter een hekje leeft. Natuur loopt en wemelt om ons heen.’ 

Tekst: Paul Q. de Vries
Illustraties: Marike Knaapen

Dit artikel verscheen eerder in de wintereditie van Mens & Natuur magazine 2023.

Deel deze pagina