Steenuilen

Begin 2005 is de Steenuilenwerkgroep Son en Breugel opgericht. Om de teruggang van de steenuil tot staan te brengen hangt de werkgroep speciaal daarvoor gemaakte kasten op. De kasten worden geleverd door Brabants Landschap, die de activiteiten van alle uilenwerkgroepen in Brabant verder ook coördineert. De werkgroep Son en Breugel rapporteert aan Brabants Landschap alle gegevens van de kasten, uilen en broedsels. Jaarlijks verschijnt een verslag van de activiteiten van alle Brabantse werkgroepen met de cijfers die betrekking hebben op het aantal uitgekomen eieren, de bewoning van de kasten en het aantal uitgevlogen jongen.

Naast het ophangen van de kasten worden ieder jaar alle kasten een aantal malen geïnspecteerd en schoongemaakt en worden alle gegevens rondom de eventuele broedsels bijgehouden. De werkgroep is altijd op zoek naar goede locaties voor het ophangen van een kast en is daarbij behalve van de diversiteit van de biotoop, afhankelijk van de medewerking van de zogenaamde gastouders.

De steenuil is de kleinste in ons land broedende uil. De uil heeft een lichaamsgrootte van 21 tot 23 centimeter en een vleugelspanwijdte van 54 tot 58 centimeter. Steenuilen zijn uitgesproken standvogels en sterk gebonden aan het kleinschalige agrarische cultuurlandschap. Ze verblijven het hele jaar in een relatief klein territorium. De voortplantingsperiode begint in januari/februari en duurt tot het najaar als de jongen het ouderlijke territorium verlaten. De eieren worden gelegd tussen begin april en half mei, om de dag een ei, met een gemiddelde van drie tot vijf eieren. Het aantal jongen dat de eerste winter overleeft, is de afgelopen vijfendertig jaar afgenomen. Gemiddeld overleeft slechts twintig procent de eerste winter. De grootte van het legsel is in dezelfde periode stabiel gebleven. Het verkeer eist vooral onder jonge steenuilen veel slachtoffers. Op de menulijst van de steenuil staan onder andere muizen, kevers, rupsen, larven en regenwormen. Omdat de beschikbaarheid van prooien niet in elk jaar en elk seizoen hetzelfde is, is een gevarieerd leefgebied met een divers prooiaanbod van groot belang.

De belangrijkste redenen voor de afname van het aantal steenuilen zijn het verdwijnen van geschikt leefgebied door ruimtelijke ontwikkelingen zoals dorpsuitbreidingen en de aanleg van wegen en de intensivering van het agrarische gebruik. Een andere reden is dat veel erven hun kleinschalige agrarische functie hebben verloren en alleen een woonbestemming hebben gekregen. Hierdoor is het erf in veel gevallen ongeschikt geworden voor de steenuil. Vanwege de regelgeving voor bijvoorbeeld hygiëne zijn moderne schuren van agrarische bedrijven vaak ontoegankelijk geworden. De voedselsituatie op het erf verslechtert daardoor ook. Veel moderne agrarische bedrijven zijn daardoor geen geschikt leefgebied meer voor de steenuil.

Sinds het oprichten van de werkgroep in 2005 zijn de werkzaamheden van de werkgroep uitgebreid. Het aantal kasten met de daarbij behorende werkzaamheden zijn fors toegenomen. Tevens is er een aantal kasten opgehangen voor kerkuilen. Beide soorten uilen profiteren van de werkzaamheden gezien het toegenomen aantal jongen.

Het aantal kasten zal niet veel meer toenemen daar het buitengebied van Son en Breugel zich daar niet voor leent.  Hopelijk overstijgt straks de rode lijn de blauwe.

Klik hier voor een leuk filmpje over steenuilen.

Coordinator:  Lonneke van Soest