Stadssafari in de binnenstad van Rotterdam (16 september 2018)

Verslag en foto’s: Piet Mulder
Gidsen: Liesbeth den Haan, Frank Biesta, Marvin Groen en Catolien Vermeulen.
Vertrekpunt: Natuurhistorisch Museum
Aantal deelnemers: 21

Wat vroeger dan 11.00 uur ben ik in het Museumpark om vogeltjes te kijken. Nou, ik kwam volledig aan mijn trekken: waterhoenen, meerkoeten, halsbandparkieten (afkomstig uit India). Die laatste doen het goed in de stad. Je ziet ze niet op het platteland. In de stad is het warmer en er is volop voer, kwistig rondgestrooid door goedbedoelende mensen. Halsbandparkieten broeden in holen en oude spechtengaten. Er is nooit aangetoond dat ze andere soorten verdrijven of concurrerend zijn. Het zijn zaadeters. Verder zie ik kraaien, kauwen, stadsduiven (de vroegere rotsduiven), blauwe reiger, nijlganzen (half-eenden uit Afrika). Ze broeden in bomen. Dan nog wat kokmeeuwen en zilvermeeuwen en dat alles in een klein stadspark. Een vrouw staat al deze dieren te voeren met brood. Een voorbeeld van hoe het niet moet.

Stadsreiger

We starten de excursie met een opdracht van Liesbeth :”Kijk om je heen en wat valt je op”. Er komen allerlei antwoorden: “ Geraamte van potvis, man op de kunsthal, het grote beeld van een kraai, de grote variatie aan bomen en de beloopbare plantjes tussen de bestrating, met name mossen en weegbree”. Dan wijst Frank ons op de blauwe letters helemaal bovenin de toren van de Erasmus universiteit. Daar zitten twee slechtvalken, loerend op een lekkere vette stadsduif. Je hebt een verrekijker nodig om die twee slechtvalken te zien.
We gaan op pad en zien een wesp. Niks bijzonders zou je zeggen, maar in de stad gedijen ze zeer goed. In de stad worden zo goed als geen bestrijdingsmiddelen gebruikt en de mensen planten veel bloeiende planten in de tuinen. Een roodborstje hipt vrolijk rond. Het heeft een Scandinavisch accent. Onder de museumparkgarage zit een enorme waterberging. Die heb je op meerdere plekken in de stad. Ze helpen bij voorkomen van overstromen van het regenwaterriool en dus van overstort in de singels en grachten en overlast voor bewoners. Minder steen in onze tuinen (en openbare ruimte) zou ook helpen. Bij de spiegelwand bij het in aanbouw zijnde Museumdepotgebouw staat een vijg, een uitheemse boom. Hoe die daar komt blijft voor eeuwig een raadsel – ingezaaid, geplant, spontaan opgekomen? Bij de vijver en de wilde tuin bij het Architectuur Instituut staan gele lis, riet, lisdodden, moerasandoorns, kattenstaarten, cichorei (mijn ouders maakten daar in de oorlog koffie van), wilde peen, zeepkruid, aardperen en nog veel meer. Het water van de vijver zit vol algen, het gevolg van veel te veel nutriënten die de vijver inspoelen. Het is ook nog eens stilstaand water. Er is een grote kans op botulisme. De hele boel is vrijwel dood en verstikt.

waterperk

In Rotterdam staan veel platanen, uitstekende stadsbomen. De grote bladeren nemen veel fijnstof op, ze kunnen goed tegen droogte, ze zijn sterk en ze krijgen geen ziektes, zoals de iepen in Amsterdam wel krijgen. Platanen komen uit het Middellandse Zeegebied.

 ZeepkruidZeepkruid.

Achter restaurant “Old Dutch“ staan honingbomen. De vruchten (boontjes in een peul) van deze bomen zijn sappig maar smaken bitter. In één van die bomen zit een grote bonte specht.

Om de tuinen van de huizen zien we veel de hedera als heg. Deze plant is zeer giftig. Veel kinderen komen jaarlijks in het ziekenhuis doordat ze van de blaadjes hebben gegeten. Een kind stopt van alles in zijn mond.

In de stad zie je steeds meer donkere stadsduiven. Dat komt door zware metalen, fijnstof, de uitstoot van fabrieken en door luchtvervuiling. De donkere duiven zijn beter aangepast aan de stad. Ze hebben een grotere overlevingskans dan hun witte en blonde soortgenoten. Op de Westersingel staat een paardenkastanje met bladeren die volledig zijn aangetast door de mineermot. De boom gaat er niet van dood, maar laat wel eerder zijn bladeren vallen. Er staat ook een prachtige Kaukasische vleugelnoot. Het is een woekerboom. In de stad krijgt hij geen kans om te woekeren door de bestrating en door het vrij intensieve groenonderhoud. Op de terugweg staan we stil bij de Arminiuskerk. Dit is niet uit meditatieve of religieuze overwegingen. De onderkant van de muur is bedekt met gevelstenen van natuursteen. Hierin zitten nog vele fossielen van koralen en vissen en andere waterdieren. We eindigen onze tocht, met dank aan de Aziaten, onder een paar water- en moerascypressen. Deze bomen moeten vochtige grond hebben. Ze kunnen niet tegen droogte.

Stadspaddenstoel

Terug bij onze startplek zien we het paartje slechtvalken nog steeds op de uitkijk. Alle gidsen hartelijk dank voor deze zonnige en interessante excursie.