Op zoek naar diersporen in het Kralingse Bos (12 mei 2019)

Tekst: Liesbeth den Haan / Miriam de Neef

 

We startten met een tiental kinderen en meegekomen volwassenen, aan het begin van de Prinses Beatrixlaan. Desgevraagd wisten de kinderen aardig te vertellen waarnaar ze op zoek gingen: allerlei sporen die dieren achterlaten – plaatsen waar dieren ‘wonen’, resten van wat ze gegeten hebben, resten van vacht zoals haren of veren, en eitjes.
 

Wat vonden we zoal onderweg? Aan de onderkant van een blad van Look-zonder-Look – die ruikt naar knoflook maar geen familie daarvan is – gele eitjes, van een Lieveheersbeestje. Op de stam van een dode boom vonden we de graafgangen van letterzetters, een keversoort. Een (meegebrachte) veer van een Bosuil wekte veel interesse bij de uilenliefhebbertjes.

Prenten ofwel poot-afdrukken waren er vooral van honden. En we vonden heel veel holletjes – met name van (bos)muizen ‘die zand voor de deur’ hebben. Dat Bosmuizen kunnen springen zoals een kangeroe was een nieuwtje dat uitnodigde tot een demonstratie. Keutels van konijnen vonden ze ook en ze leerden hoe je aan keutels en holen kunt zien of ze van konijnen of van hazen zijn: konijnen graven holen en hazen maken een ‘leger’ op de grond; de keutels van konijnen liggen dicht bijeen en van hazen verspreid.
 

Al met al een leuke, leerzame én actieve middag.