Mei: De fuut in beeld

In de winter is de fuut niet heel mooi, maar in zijn zomerkleed is het een prachtige vogel met zijn roodbruine krans, overlopend naar zwart. Futen paren soms al vroeg in het jaar met spectaculaire baltsrituelen; kopschudden, elkaar nestmateriaal aanbieden en het samen zij-aan-zij dansen over het water.

Futen kennen een lang broedseizoen van maart tot in oktober, meeste broedsels mei-juni. Aantal eieren gemiddeld 3-4. Meestal één broedsel, met een broedduur van 25-29 dagen. Het nest is een soort platform in water bij voorkeur goed verborgen in riet.
De jongen lijken in het begin niet op hun ouders; ze hebben een zwart-witte pyama aan en hebben rode vlekjes op hun kopje.

Zodra alle jongen geboren zijn verlaten ze het nest en worden op de rug van de oudervogels warm gehouden. Ze zijn daar veilig voor predatoren van onderaf zoals snoeken, en vanuit de lucht bijvoorbeeld meeuwen. De jongen worden zo’n 10-11 weken gevoerd door de ouders.

Futen eten voornamelijk vis, die in hun geheel worden doorgeslikt. Futen eten veertjes die ze uit het lijf trekken. De veertjes zorgen voor een beschermlaag in de maag, zodat deze niet beschadigd door visgraten. Veertjes zijn het eerste voedsel dat de jongen aangeboden krijgen door hun ouders.

In de winter zie je bijna geen futen meer in de sloten en kanalen. Ze  verblijven dan vaak in groepen op de grotere wateren zoals het IJsselmeer en de Waddenzee.

Bron: o.a. Vogelbescherming
Foto’s: Hilde van Heuveln

In beeld – archief