Boerengaard
Boerengaard (25)
Wie onder de boog van meidoorn de Boerengaard betreedt, beleeft de sensatie van herkenning, bestemming, thuiskomst in deze omheinde ruimte te midden van een betrekkelijk ruige natuur. Hier is de Boerengaard, maar tevens de hortus conclusus = besloten hof, die de eeuwen door de landman tot verpozing, de monnik tot meditatie en de dichter tot inspiratie heeft gediend.
Binnen de Heemtuin vormt de Boerengaard een tuin op zich, met eigen toegang, bijzondere trapeziumvorm en haagjes van Chinese kamperfoelie (voorheen Buxus) en Taxus-kegels die de vorm benadrukken en de tuin in vakken verdelen.
De Boerengaard is het laatst aangelegde onderdeel van de Heemtuin. Tot het einde van de jaren ’80 werd de ruimte door een van de vrijwilligers, Frits Voorter, benut als schaapsweide. Frits Voorter, oud-penningmeester van IVN Munstergeleen, is in december 2012 overleden. Ter nagedachtenis aan hem is in het voorjaar van 2013 in de buurt van de
schaapskooi
een moerbeiboom geplant.
De huidige schaapskooi, nu in gebruik als opslagruimte, heeft in de vroegste tijden al een voorganger gehad die ook werkelijk als zodanig diende. Na die eerste en nu de tweede bestemming van dit bouwsel moet nog een derde functie genoemd worden: de schaapskooi daar onder de Andries Houbenbeuk vormt een onmisbaar visueel element in het geheel van de Boerengaard.
Dat kan eveneens gezegd worden van het
kruidenwiel
met zonnewijzer op de as daarvan. De spaken van het wiel zijn als de stralen van de zon die zorgt voor leven, geluk en vreugde. In de hierdoor ontstane vakken treffen we de kruiden aan die onmisbaar waren voor de oude Limburgse keuken:
Wijnruit, gebruikt voor het kruiden van wijn, om vleesgerechten op smaak te brengen en om slasaus te bereiden.
De geur houdt honden en katten weg uit de tuin.
Hyssop, bestandmiddel van likeuren. Het blad wordt gebruikt om soepen,salades en vlees te kruiden. De smaak is bitter.
Kervel, bij vis- schaal – schelpdieren en voor het aromatiseren van dipsauzen en eiergerechten.
Dragon, voor de bereiding van kruiden-e n dragonazijn. Werd gebruikt als slaapmiddel en hielp tegen een slechte adem.
Bonenkruid, wordt meegekookt in bonen-gerechten,geeft aroma in soepen en sauzen.
Citroenmelisse, lekker in salade, gebak, soep en gedroogd blad voor het maken van citroenthee.
Salie, samen met uien in vullingen van vet vlees. Thee van salie getrokken is goed voor spijsvertering en bij verkoudheid.
Rozemarijn, takjes in allerlei vleessoorten, sauzen,soepen en olijfbrood. Ook voor taart en pudding gebruikt. Zeer geurend in badwater.
Marjolein, ook voor in bad en als olie voor massage. Lekker in eiergerechten.
Tijm, voor het kruiden van vlees en soepen. Tijmolie werkt desinfecterend, tijmsiroop is een goed middel tegen hoest.
Opmerking: verschillende van deze tuinkruiden werden al als onmisbaar beschouwd in de tijd van Karel de Grote vanwege hun medicinale toepassing. Een uitgebreidere beschrijving vindt u in de klapper met planten uit het Capitulare de Villis van Karel de Grote.
Overige vakken Boerengaard
In de Boerengaard staan in totaal ca. 70 gewassen. Met de klok mee komt u o.a. de volgende tegen:
Rabarber:
Het schijnt dat de Chinezen dit gewas, uit de Aziatische steppen, in cultuur hebben gebracht. En dat John Gerard, hofbotanicus van de Engelse koning Charles I, omstreeks 1600 ontdekte dat de stelen gegeten kunnen worden. En dat het tot ver in de achttiende eeuw heeft geduurd, dat rabarber als groente een grotere bekendheid kreeg. In Nederland en België vindt de teelt vanaf ongeveer 1900 plaats.
Alleen de bladstelen worden gegeten. Deze worden in stukken van 2 cm gesneden en met weinig water gekookt. Als de stukken geheel in vezels uit elkaar vallen is de rabarber klaar. Rabarber kan warm of koud worden gegeten. In beide gevallen is het een bijgerecht dan wel een dessert. Rabarber is ook goed te gebruiken in gebaksoorten zoals vlaai.
Rabarber mag niet meer geoogst worden na de langste dag om de plant de kans te geven te herstellen. Foto: bloei rababer
Kweepeer
De kweepeer of kwee komt oorspronkelijk uit het gebied rondom de Kaspische Zee en is een algemeen bekende vrucht in veel landen, vooral in de zuidelijke landen van Europa en in Japan. De kweepeer bloeit in vergelijking met de appel en peer laat, namelijk van mei tot in juni. De kweepeer is nauw verwant aan de appel, de peer en de lijsterbes.
Vroeger stond bij veel boerderijen een kweepeer. In Nederland wordt deze vrucht weer steeds vaker aangeboden op markten, in groentespeciaalzaken en in toko’s.
Kweeperen zijn rauw vrijwel niet te eten door het harde en zure vruchtvlees. Ook komen de looistoffen tannine en fenolen in het vruchtvlees voor. Daarnaast bevat de kweepeer veel steencellen, cellen met een harde wand. Kweeperen bevatten veel pectine en 10-14% suiker.
Kweeperen worden verwerkt tot compote, jam, marmelade, gelei, vruchtensap,vruchtenpasta (in blokjes lijkend op bonbons), taart, wijn, thee en likeuren.
Het woord “marmelade”, dat oorspronkelijk kweeperenjam betekent, ontleent zijn betekenis aan de Portugese naam van deze vrucht, marmelo[1].
Er staan twee kweeperen in de Boerengaard: een in de oostelijke en een in de westelijke hoek (bij de schaapskooi) van dit vak. Beide bomen hebben ernstig te lijden gehad van de strenge februarivorst van 2012 na een overigens (te) zachte winter.
Pruimenboom
De prunus domestica of gewone pruimenboom behoort evenals de kweepeer tot de planten die Karel de Grote in de tuinen van zijn landgoederen wenste. Deze bijzondere categorie van planten uit het Capitulare de Villis = Lijst van planten voor de keizerlijke domeinen, is terug te vinden in een klapper die in het heemtuinhuis ingezien kan worden.
Asperges
De eerste tekenen van aspergeconsumptie zijn gevonden in de piramide van Sakkara in Egypte, gebouwd rond 2750 v.Chr. Ook de Romeinen wisten de groente twee eeuwen voor Chr. al te waarderen. Na de val van het Romeinse Rijk is ook de aspergeteelt in Europa teloor gegaan. De kennis werd wel levend gehouden in de Levant. Vanaf de 15e eeuw kwam de aspergeteelt terug in Europa, vanuit Spanje meegebracht door de Moren, via Frankrijk naar het Noorden. Sinds de 17e eeuw werd de asperge in Frankrijk en sommige andere West-Europese landen weer gekweekt.
In Nederland worden sinds de 19e eeuw op grotere schaal asperges geteeld. Het oudste nog bestaande gebied is dat rond Bergen op Zoom, maar sinds de Eerste Wereldoorlog is Noord-Limburg het belangrijkste productiegebied voor asperges. De aspergeveiling in Grubbenvorst is daarvan het centrum. De afgelopen decennia is het gewas ook in andere delen van het land (bijvoorbeeld Salland Twente en Groningen) doorgedrongen.
Eeuwig moes of ook wel splijtkool genoemd is een minder bekende groente die tot een van de oudste koolsoorten behoort. De licht tot donkergroene bladeren staan dicht op elkaar ingeplant maar vormen in tegenstelling tot andere koolgewassen geen kool. Wie deze kool wil verwerken kan dus naar behoefte oogsten waardoor de plant verder kan groeien.
De boerenpioen (Paeonia officinalis – daarnaast zijn er vele cultivars) is een plant die hoort tot de kruidachtige pioenrozen. Stengel en blad sterven in het najaar af en in het voorjaar komen rode punten van de weer opkomende vaste plant uit de grond.
In de maand juni geeft de plant tere zijdeachtige bloemen. De plant wordt 60-100 cm hoog en prefereert kalkhoudende grond.
In de middeleeuwen was de “pioen” bekend uit de kruidboeken als medicinale plant.
Hop
De hop (Humulus lupulus) is een plant uit de hennepfamilie (Cannabaceae), die in Nederland en België in het wild voorkomt, en hier vroeger ook veel geteeld werd. De hopbellen (vruchtkegels) worden als conserveer- en smaakmiddel gebruikt bij de bereiding van bier. Hop is een meerjarige plant die overwintert als wortelstok. De plant werd al vroeg op veel plaatsen in de wereld nabij brouwerijen verbouwd.
In het noordelijke vak, grenzend aan de akkerbouwgewassen, vindt u de tuingroentes waarvan een voorraad kon worden aangelegd voor de winter (d.m.v. opslag en/of inmaken): erwten, bonen, wortelen, prei, diverse koolsoorten, bieten, uien; ook typische voorjaarsgroenten als sla, andijvie, radijs.
Het gedeelte voor de meidoornhaag in het verlengde van de toegangsboog wordt bezet door bessenstruiken: rode en zwarte aalbes & kruisbes. Hier staat ook de
Laurier of laurus nobilis.
Van deze laurier (niet te verwarren met de giftige laurierkers die in tuinen als haag dienen) die oorspronkelijk in het middellandse zeegebied thuishoort werden in de oudheid lauwerkransen gemaakt om Olympische winnaars, zegevierende veldheren en dichters te eren.
Laurier is een echte smaakmaker, in geen overdreven grote hoeveelheden, maar subtiel gebruikt geeft hij smaak aan wortel- en andere stamppotten, zuurkool, stoofpotjes (Vlaamse karbonaden, konijn, ragout), ook in groentesoepen en rijstschotels is laurier niet weg te denken. Ook met visgerechten vormt hij een perfect geheel.
Laurus nobilis is niet winterhard. Dit exemplaar is in de afgelopen jaren een paar maal bevroren en op de wortel opnieuw uitgelopen.