Beuk

Beuk / Fagus sylvatica (20)

De beuk is een van de meest algemeen voorkomende loofhoutbomen in Nederland, niet alleen in bossen en parken maar ook daarbuiten op verspreide plaatsen, als solitaire boom, in groepen of hagen. Door de sterke schaduwwerking van de brede kroon ziet men zeer weinig tot geen ondergroei. Vaak beperkt deze zich tot een plaatselijke begroeiing met kussentjesmos. In het vroege voorjaar vallen de knoppen van de beuk op: lang en spits zitten ze aan de takken die als het ware etages vormen. De bladeren die bij het ontluiken lichtgroen en donzig zijn worden uiteindelijk eivormig. De bloei valt samen met de ontwikkeling van de bladeren. De mannelijke bloemen zijn onopvallend en vormen ronde, hangende katjes. De vrouwelijke staan rechtop en zijn zeer kort gesteeld. De vruchten (beukenootjes) zijn driekantig en worden omgeven door houtige napjes. In september/oktober rijpen de nootjes en springt het napje aan de bovenzijde open. Het ene jaar zijn er veel, het andere jaar weinig beukenootjes. Nachtvorst, droogte of juist veel neerslag kunnen de bestuiving verhinderen. Vanwege de relatief dunne bast is de groei van de beuk erop gericht om de stam te beschermen tegen teveel zonlicht. Te ver opsnoeien van de stam kan de beuk fataal worden.
Deze beuk, naar schatting 150 jaar oud, heeft in 2011 een naam gekregen: Andries Houbenbeuk. Als u daarover meer wilt weten, vraag dan naar de folder in het heemtuinhuis.