Natuurpad De Zoom

Kaart

Start

Het startpunt van natuurpad De Zoom ligt bij de spoorwegovergang aan de kant van de Dolderseweg. Aan de andere kant lag vroeger halteplaats De Paltz. De halte werd in 1898 geopend op verzoek van de zeer rijke jonkheer L. Rutgers van Rozenburg, de toenmalige eigenaar van het landgoed De Paltz.

De trein stopte als je met een rode vlag langs het spoor stond te zwaaien. De treinen reden gelukkig toen nog niet zo hard. Nu zou het veel te gevaarlijk zijn. Om bij de halteplaats te kunnen komen, liet de jonkheer speciaal een weg aanleggen: het huidige Berkenlaantje. In 1933 werd de halte weer opgeheven.

Lokaaltrein Utrecht-Baarn ter hoogte van het landgoed De Paltz bij Den Dolder

Op de foto (160322 / collectie Het Utrechts Archief) zie je een stoomtrein die in 1939 langs halteplaats De Paltz rijdt. Er werd toen niet meer gestopt.

Loop naar het paaltje met nummer 1.

1. Scheve boom (grove den)

Dit is een stukje stuifzand met over het pad een hele scheve boom. Zo scheef dat je er onderdoor kunt lopen. Toch gaat deze boom niet dood. Nee, hij heeft zich aangepast aan zijn scheve toestand en groeit rustig door. Het blijft voorlopig dus een leuk poortje.

De scheve boom is een grove den en daar staan er een heleboel van hier in de buurt. Ze zijn aangeplant voor de productie van hout. De bomen werden dicht bij elkaar geplant want dan groeien ze recht omhoog en ontwikkelen ze niet teveel zijtakken. Zo krijgen de bomen rechte stammen en daar kun je dan weer mooie planken van zagen.

Tussen de grove dennen staan inmiddels vele andere planten en daardoor ziet het bos er nu veel leuker en afwisselender uit. Allerlei dieren voelen zich er nu thuis.

2. Vuilbomen of sporkehout

Hier staat een bosje vuilbomen. Vroeger werd de gekookte bast gebruikt als laxeermiddel. Vandaar de naam! De besjes moet je niet eten, ze zijn giftig. Vogels hebben daar geen last van en verspreiden, via hun poep, de zaadjes. Een andere naam is sporkehout. Dat komt van sprokkelhout; omdat het gemakkelijk te verzamelen (sprokkelen) was.

3. Eikenlaan

Eigenaren van landgoederen wilden graag een mooi park om hun huis en dat lieten ze dan ontwerpen door een tuinarchitect. Hoe rijker de familie, des te groter en mooier was het park. Maar als het geld van de familie opraakte, werd het park niet meer onderhouden en kon de natuur zijn gang gaan.

Dat was in dit gebied ook het geval. Recht vooruit ligt een laan, die ooit aan beide zijden beplant was met eiken die op vaste afstanden van elkaar stonden. Aan welke kant van de laan kun je dat nu nog zien?

4. Oude begroeide boswal

Rechts ligt een oude begroeide boswal Vroeger grensde het landgoed Pijnenburg hier aan De Zoom. Beide buren lieten aan hun kant van de grenslijn een greppel graven. De uitgegraven grond werd tussen de greppels gegooid en zo wisten ze precies waar de grens lag.

Op de wal staan allerlei kruiden, varens, struiken en jonge boompjes. De boompjes leverden boerengeriefhout. Dat is hout om hekken, bezemstelen, bonenstaken en andere gebruiksvoorwerpen van te maken.

De lage boswal is nu een toevluchtsoord voor egels, muizen en kleine zangvogels.

5. Beukenlaan

Rechts kijk je weer een oude laan van het landgoed in. Het geeft goed weer hoe lang die lanen konden zijn, want je kunt het einde haast niet zien. Over de lanen reden vroeger koetsen met paarden op weg naar het landhuis. Deze laan is beplant met beuken en je kunt vast wel zien dat het hele oude bomen zijn. Sommige van die bomen zijn zwaar beschadigd en andere zijn al helemaal verdwenen.

Onder beukenbomen is het in de zomer behoorlijk donker. In het voorjaar kunnen plantjes als bosviooltjes en bosanemonen er nog wel groeien, maar in de zomer zitten er zoveel bladeren aan de beuk, dat het op de grond te donker is voor andere planten. In de herfst zijn de beukennootjes lekkere hapjes voor muizen, eekhoorns en gaaien.

ontdekken

Aan deze bomen is van alles te ontdekken, kijk maar eens goed. Mensen hebben letters in de stam gesneden. Zoek op de eerste boom maar eens naar J.0. ‘30. Dat heeft iemand er in 1930 ingekrast. Hoe lang is dat al geleden? Weet je waarom die letters dan niet hoger op de stam zitten?

Een boom groeit alleen aan de toppen van de kruin en de takken. Zo wordt hij steeds hoger. De stam wordt dikker, maar de letters blijven ongeveer op dezelfde hoogte. Natuurlijk moet je bomen niet beschadigen, maar gelukkig kunnen ze heel wat hebben en herstelt een boom van binnenuit zelf zijn bast.

Er zitten grote gaten in de stam vooral bij de tweede en hoog in de derde boom. Deze holen zijn gemaakt door spechten. Zij hebben hun jongen erin grootgebracht. Daarna worden ze ‘gekraakt’ door andere vogels en soms door boommarters.

Dieren gaan in het voorjaar op zoek naar een goede plaats om te nestelen en als er dan al ergens een mooi holletje zit, dan pikken ze dat lekker in!

Op de dode boom (de tweede) zitten een soort schijven. Zie je ze? Dat zijn zwammen, paddenstoelen, die helpen om het dode hout te verteren. Dit soort paddenstoelen kom je nooit tegen op gezonde bomen.

6. Bosbessen

Als je het paadje links omhoog loopt zie je aan je rechterhand een veldje bosbessen. Zitten er nu blauwe bessen aan? De blaadjes vallen in de herfst af, maar de steeltjes en knopjes blijven in de winter groen. De rijpe bessen zijn lekker en gezond.

Pas op! Eet nooit bessen of bramen die op kniehoogte of lager groeien zonder ze heel goed te wassen of liever nog, eerst te koken. Ze kunnen besmet zijn met de vossenlintworm. Met de poep van de vos kunnen eitjes terechtkomen op bessen, bramen, frambozen en paddenstoelen. Je kunt er heel erg ziek van worden. De kans op besmetting is klein, maar neem het risico niet!

Loop nu verder over dit kleine paadje.

7. Rode bosmierenkolonie

Hier zie je een roodbruin heuveltje; dat is maar een gedeelte van het nest van een rode bosmierenkolonie. Onder de grond zit nog ongeveer net zoveel als boven de grond. In zo’n kolonie heeft elke mier een vaste taak. Het is een goed georganiseerde en gedisciplineerde levensgemeenschap.

Mieren hebben het erg druk: ze bouwen, onderhouden en verdedigen het grote nest, verzamelen voedsel en verzorgen de eitjes en de larven. Warmte is voor mieren een levensvoorwaarde. Daarom bouwen ze hun nest graag op een zonnige plek. In de winter worden de uitgangen afgesloten om de kou buiten te houden. De mieren kruipen diep onder de grond bij elkaar. Dat helpt om warm te blijven.

Voor de stevigheid wordt een mierenhoop vaak om een boomstam of dikke tak heen gebouwd. Hoe hebben de mieren dat hier gedaan?

We komen nu terug op het grote pad en gaan een eindje verderop rechts de helling op.

8. Zandzegge

Je bent nu in een stuifzandgebied. Als je goed om je heen kijkt valt op dat het stuifzand hier bezig is dicht te groeien. Zie je de strepen met telkens een plukje grasachtige sprieten? Dat is zandzegge. Deze heeft lange worteluitlopers waaruit, op korte afstand van elkaar, grasachtige polletjes boven de grond komen. Zo weeft de plant een ondergronds web dat het zand vasthoudt waardoor er ook steeds meer andere planten kunnen groeien. Geen wonder dat zandzegge ook ‘Gods eigen naaigaren’ wordt genoemd.

9. Jeneverbessen

Zie je de stekelige struiken staan? Dat zijn jeneverbessen. Ze werden vroeger gebruikt voor medicijnen, maar vooral voor het geven van smaak en geur aan de jenever. Zie je groene besjes? Die zijn één jaar oud. Zie je ook blauwe besjes? Die zijn twee jaar oud en ruiken en smaken een beetje naar jenever. Jeneverbessen kunnen heel oud worden, 100 jaar met gemak.

Helaas gaat het in Nederland niet goed met de jeneverbessen. Er komen bijna geen jonge plantjes meer bij. Daarom staat de jeneverbes op de Rode Lijst. Dat betekent dat hij beschermd wordt. Wees dus zuinig op deze bijzondere struik.

10. Stuifwal

Leuk om deze steile heuvel op te klimmen en te kijken wat je vanaf die hoge plek kunt zien. Het is een stuifwal die lang geleden door de bewoners van dit gebied is gemaakt. De wal hield het stuivende zand tegen en zo raakten tuinen en akkers niet bedolven onder het zand. Het maken van zo’n stuifwal was heel veel werk want hij is wel een kilometer lang en er waren toen nog geen machines. Alles moest nog met een schep gedaan worden.

Ga terug en volg het pad verder.

11. Rendiermos

Op de foto zie je rendiermos, het heeft een bijzondere lichtgroene kleur en kan goed tegen kou en sneeuw.

Dit mos komt veel voor in koude landen, bijvoorbeeld in Lapland. Rendieren duwen de sneeuw met hun neus of poten opzij om dit lekkere hapje te vinden. Zo komt rendiermos aan zijn naam. Hier in de buurt zijn verschillende plekjes met rendiermos, kun je ze vinden?

Soms hoor je in de lucht een klagend gemiauw. Een vliegende kat? Nee, want die bestaat niet. Het kan een rondcirkelende buizerd zijn, een grote bruine roofvogel, die je kunt herkennen aan de brede vleugels. De vogel cirkelt hoog in de lucht, bijna zonder zijn vleugels te bewegen en laat zich door de opstijgende warme luchtstroom (thermiek) mee omhoog nemen.

Buizerds zijn vooral gek op muizen, maar ook vogeltjes, kevers en andere kleine dieren staan op het menu. En dode dieren (aas), daar doet hij ook niet moeilijk over. Een buizerd maakt het zich graag gemakkelijk en is daarom niet kieskeurig.

Ga door naar nummer 12.

12. Heide

In het verleden was er heel veel heide in Nederland. Daarop graasden grote kuddes schapen die zich tegoed deden aan gras en jonge boompjes. Alleen de heide bleef over want heideplanten zijn heel hard en taai en schapen lusten alleen de jonge blaadjes.

De boeren hielden schapen vooral om mest te krijgen voor de akkers. Maar tegenwoordig is er kunstmest en daarom houden de boeren geen schapen meer op de heide. En zo kunnen grassen en jonge boompjes gewoon doorgroeien. Maar als een boom groter wordt, is er onder de boom weinig licht meer. Dan voelt de heide zich niet langer thuis en verdwijnt.

Daarom wordt de heide in Nederland ‘geschoond’: de jonge boompjes worden uitgetrokken. In Soest krijgt de gemeente veel hulp van schoolkinderen. Ook komt er wel eens een kudde schapen langs.

Op dit punt kun je de route inkorten door linksaf te slaan (lees dan verder bij nummer 31 ). Na 700 meter ben je dan weer bij het beginpunt. Als je het tweede deel van het natuurpad ook wilt lopen (2,5 kilometer tot het beginpunt), ga je hier rechtdoor. Bij de picknicktafel ga je schuin links daar staat een bordje “vervolg route”.