Werkgroep Kasteelgriend

 

Kasteelgriend

In het najaar van 2016 kregen wij de unieke kans om mee te werken aan het herstel van een griend langs de Aa bij Kasteel Heeswijk. Begin 2017 zijn de eerste peuten gezet en gedurende de zomermaanden hebben we zeer regelmatig alle onkruid weggeschoffeld of gehakt om de wilgjes alle ruimte te bieden om goed te aarden.

Werkzaamheden kasteelgriend

In de winter van 2017-2018 zijn de wilgjes gesnoeid op een paar na van iedere soort om de katjes te kunnen bewonderen. Ook zijn nog meerdere nieuwe soorten wilgen bij geplant.

Kasteel Heeswijk

Ook is er een video samengesteld. Zie daarvoor: video

De video is van

Janus Films

De geschiedenis van dit perceel dat wij voorlopig Kasteelgriend hebben genoemd is als volgt.

Ons “Kasteelgriend” (Schijndel, Elschot, ged. kad. A 125) ligt in de Liekendonk, Lieke betekent bloedzuiger, het perceel (& perceel A124) zelf heet Strolaak.

“Strolaak” is een samenvoegsel van “Laak”  en “Stro” . “laak” wat moerassig land betekent , waarop strooisel werd verzameld van heide of heischabben, dat diende voor het vee op de stal.

Kijk in Google-maps : Kasteelgriend

plattegrond kasteelgriend

Wat is een griend?

Een griend of ham is een vochtige akker waarop wilgenhout wordt verbouwd. Grienden werden tot ca 1960 op grote schaal geëxploiteerd, daarna nam de vraag naar griendhout sterk af zodat veel grienden niet meer werden onderhouden. Soms kregen ze de status van natuurgebied. De herintroductie van de bever in Nederland was een poging om tot een natuurlijk beheer van de grienden te komen.

Wegens de mogelijkheid tot het verbouwen van biobrandstof staan ze sinds 2010 weer in de belangstelling.

Ligging

Grienden lagen vaak langs zeearmen op buitendijkse aanslibbingen en in het rivierengebied van Zuid-Holland en Noord-Brabant, met name de Biesbosch. Door inpoldering zijn de meeste inmiddels vaak binnendijks komen te liggen, met uitzondering van bijvoorbeeld de Rhoonse Grienden. De buitendijkse plantages zijn onderhevig aan getijdenbeweging van de waterstand. Daarom werden deze grienden vaak voorzien van een griendheuvel; een kleine terp, met daarop een griendkeet. Dit was een eenvoudig onderkomen waar de griendwerkers konden overnachten; ze verbleven vaak de hele week op de griend. Met hetzelfde doel waren ook eenvoudige woonbootjes in gebruik.

Carnisse grienden

Buitendijkse wilgenakker aan de Oude Maas: Door Ceinturion – Eigen werk, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=2064942

Teelt

De bomen worden aangeplant en met regelmaat ongeveer 25 cm boven de grond afgezet. Uit de stobben groeien dan weer nieuwe takken. Een jaarlijks afgezette griend wordt snijgriend, twijgwaard of twijggrond genoemd. De dunne twijgen zijn vooral geschikt voor het maken van manden. Grienden die om de twee-drie jaar worden geoogst noemt men ‘hakgrienden’. De zwaardere takken zijn voor vele doeleinden geschikt, van stelen voor gereedschap tot het vlechten van zinkstukken.

Musterdmijt

Musterdmijt (stapel takkenbossen) Door Ceinturion – Eigen werk, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=2064949

Natuurhistorisch landschapselement

Een griend is een mooi voorbeeld van een natuurhistorisch landschapselement; het is een moerassig perceel, waarop (dicht opeenstaande) knotwilgen groeien.

De knotten worden met een hakmes (“hiep” ) afgezet, en in het voorjaar geschild (geblekt). Daarvoor stond vroeger altijd een schilijzer (“streup”) in de griend. De twee-jarige stokken werden door de “streup” gehaald, en de schors vloog er letterlijk vanaf…

De vraag naar mooie rechte wilgentenen, vooral voor de hoepelmakerij, zorgde ervoor dat rond 1900 in Schijndel zo’n 60 kleine hoepelmakerijen actief waren. Die hoepelmakers (of “ripmakers’) hadden allemaal hun eigen grienden aangelegd in het buitengebied. Daarvan zijn nu nog slechts enkele grienden over die nog regelmatig gekapt worden. En dat is noodzakelijk, want de knotwilgen bezwijken anders onder hun te zware last.

In het Kasteelgriend hebben we de authentieke wilgensoorten aangeplant, die vroeger geliefd waren bij zowel mandenmakers als hoepelmakers. Sommige soorten zijn genoemd naar de plaats waar hun herkomst ligt, bijv. Rooise Kat, of Skèndels Rood. Het is een internationaal wilgen-gezelschap, want we hebben soorten als Amerikaantje, Duitse Dot, Bels Rood, of Frans Geel…

Er komen in een griend specifieke planten- en dierensoorten voor, omdat de combinatie van de hoge grondwaterspiegel en opgaand hakhout een grote biodiversiteit in de hand werken. Zo profiteren vlinders van de malse wilgenbladeren (voor hun rupsen), en kruipen kamsalamanders ’s winters graag in de vorstvrije knotwilgen. De Slanke Sleutelbloem, groeit vaak in de griend; deze prachtige pastel-geel bloeiende plant gedijt prima in de lemige bodem, in combinatie met het aanwezige kwelwater.